KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
2002-XXVIII-4
ren op intensief kaartgebruik. In 1981 dient zieh met de 49c edi-
tie een wending aan, die in 2000 bij de nieuwe examens zijn de-
finitieve beslag zou krijgen. In 1981 rieht het voorwoord zieh
niet exclusief tot de leraren. De atlasredacteur rieht zieh in de
tekst vooral tot de leerling. De atlas wordt voor het eerst een
'bronnenboek voor het vak aardrijkskunde' genoemd en de leer
ling krijgt uitgelegd via welke ingangen hij allemaal informatie
kan vinden. Niet de vraag hoe de docent zijn les beter kan in-
richten Staat centraal, maar op welke wijze leerlingen zelf infor
matie op kunnen zoeken. Die ommezwaai vindt zijn bekroning
bij de invoering van het zogenaamde studiehuis in de tweede
fase van het voortgezet onderwijs (vanaf 1998). Bij de afsluiting
van 'het studiehuis' wacht de scholier sinds 2000 een aardrijks-
kunde-examen, waarbij de adas open en bloot op tafel ligt. Hij
moet aantonen een vaardig kaartgebruiker te zijn, die snel de ge-
wenste informatie weet te vinden. De inrichting van de atlas
moet dan zodanig zijn, dat de informatie op meerdere wijzen
ontsloten kan worden. Het examen toetst niet primair wat de
kandidaat van allerlei gebieden weet, maar vooral welke vaardig-
heden hij bezit.
Aardrijks£e«»M of aardrijks£«We?
De nadruk op informatievaardigheden en die op thematische
inzichten hebben een gemeenschappelijke onderwijskundige
achtergrond. We noemen in dit verband de zogenaamde tvs-
ideologie van de basisvorming en het accent op 'vaardigheden'
in de studiehuisfilosofie van de tweede fase. Tineke Netelen-
bos introdueeerde als staatssecretaris van onderwijs de tvs-
gedachte. tvs Staat voor 'toepassing, vaardigheden en samen
hang'. Daar zou het nieuwe onderwijs om draaien.
De 'samenhang-filosofie' benadrukte dat vakken niet al te zeer
gei'soleerd mochten worden aangeboden en dat vakoverstijgen-
de benaderingen nodig waren. Daardoor ontstond een tendens
om onderwijsinhouden te definieren, die niet tot de harde
kern van het vak behoren. Bij aardrijkskunde leidde het tot
leerstofomschrijvingen waarvan vele niet meer naar vakmatige
geografische categorieen verwijzen, maar eerder naar algemeen
maatschappelijke, zoals: 'internationale ontwikkelingen' of
'leefbaarheid en zorg' 3h Dat maakt de conceptontwikkeling
van een atlas er niet eenvoudiger op.
Namen van landen en regio's zal men in de huidige program-
ma's nagenoeg te vergeefs zoeken. Van der Vaart, bijzonder
hoogleraar Geografie voor het Aardrijkskundeonderwijs, zegt
in zijn inaugurale rede over het huidige aardrijkskundeonder
wijs: 'een geografisch structuurbeeld van de wereld en van de
grote regio's op aarde wordt in het geheel niet nagestreefd'
[van der Vaart, 2001] 4h
Meer nog dan de S van samenhang, zijn de T en de V van de
TVS-filosofie daarvoor verantwoordelijk. De T Staat voor Toe-
passen, de V voor Vaardigheden. Leerlingen moeten in de exa-
mensituatie algemene (thematische) inzichten toepassen in
nieuwe situaties (dat betekent 00k in nieuwe, hen onbekende
regio's). Zij moeten voorts aantonen dat ze over allerlei geo
grafische, kaart- en atlasvaardigheden beschikken. In deze visie
is kennis van gebieden niet datgene waar het in de aardrijks
kunde om draait. Aardrijks£»W<? wordt nagestreefd, geen
aardrijks£e»?2M, aldus een gezaghebbende onderwijsgeografi-
sche bron [Ankone, 1999]. Een belangrijke 'kundigheid' zijn
de kaartvaardigheden. Via het selecteren van de goede kaart en
het lezen, analyseren en interpreteren van kaartinhouden moet
informatie verworven worden, 00k op het examen (zie figuur
5). Door de kandidaten moet met kaarten, volgens het leer
plan, zelfs informatie aan anderen gepresenteerd worden.
Daarom staan in de huidige leerplannen dan weliswaar geen
regio's en landen genoemd, maar wel begrippen als choropleet,
isopletenkaart, grein(!) en grijstrap. De kaartpagina 'Afbeel-
dingsmethoden' (p. 11) is er het rechtstreekse gevolg van.
Voorts worden een groot aantal iCT-vaardigheden genoemd.
De bij de atlas gevoegde cd-rom is hier een uitvloeisel van.
Keuze van onderwerpen
Een Nederlandse schoolatlas geeft ruime aandacht aan onder
werpen die passend zijn voor een schoolaardrijkskunde die
zieh concentreert op maatschappelijke vraagstukken. De atlas
kent in zijn huidige vorm een groot aantal pagina's'met onder
werpen die men in buitenlandse atlassen te vergeefs zal zoeken.
Daar onder vallen pagina's als Internationalisering van de tex-
tielindustrie, Multiculturele samenleving, Nederland medische
zorg, Regionale beeldvorming Nederland 2030 en vele andere.
Zij zijn alle in de atlas versehenen omdat het onderwerpen be
treff die na 1985 expliciet in het onderwijsprogramma van de
onderbouw van het voortgezet onderwijs of in het examen-
programma van mavo, havo of vwo zijn opgenomen.
Het is niet doenlijk en binnen het kader van dit artikel niet
wenselijk van al deze nieuwe onderwerpen aan te geven tot
welk examenonderwerp zij terug te voeren zijn. Wel lijkt het
zinnig om bij het doorbladeren van de atlas in het achterhoofd
te houden dat de keuze van de voorbeeldregio's door de atlas-
redactie bepaald is, maar dat de thematische keuzes vaak vast-
gepind waren door het onderwijsprogramma. Bij het onder-
werp internationalisering was het de keuze van de atlasredactie
om dit onderwerp o.a. op Japan toe te passen. De keuze van
het thematische onderwerp 'internationalsering' van respectie-
velijk de textielindustrie en de suikermarkt is echter direct aan
het vmbo-programma ontleend. De redactie van de atlas zou
bij het onderwerp economische internationalisering niet zo
gauw voor voedingsmiddelen gekozen hebben. Juist bij voe-
dingsmiddelen wordt de internationalisering nu juist door al
lerlei handelsbarrieres ernstig belemmerd. De keuze voor de
internationalisering van de financiele dienstverlening, de Com
puter- of de auto-industrie had meer voor de hand gelegen.
Mede door de keuze voor de textielindustrie dreigt de interna
tionalisering als onderwerp nu snel uit te draaien op een een-
zijdig verhaal over 'lage-lonen-landen'. Mede om dit te nuan-
ceren besloot de atlasredactie een kartogram op te nemen over
concurrentiekracht (kaart 198c). Uit dit interessante kartogram
blijkt dat bij de tien meest concurrerende landen in de wereld-
economie, tenminste acht landen zitten met een uiterst hoog
loonniveau (waaronder Nederland).
Ruimtelijke strueturen en veranderingsprocessen
Een modere schoolatlas geeft ruime aandacht aan verande
ringsprocessen. Bij veel huidige onderwijsgeografen leeft de
opvatting dat het in de schoolaardrijkskunde niet zo zeer gaat
om ruimtelijke strueturen, dan wel om de veranderingen van
die strueturen. Daaronder valt 00k de planmatige herinrich-
ting van de ruimte.
In 1959 bevat de 4oe druk nog maar drie kaarten over onder
werpen die met enige goede wil onder veranderingsprocessen
gerangschikt kunnen worden. Zelfs in de 48e druk, de laatste
door Ormeling sr. geredigeerde atlas, zijn slechts 27 kaarten en
of grafieken te vinden die min of meer over veranderingen
gaan. In de 52e is dit aantal uitgegroeid tot 310. Het gaat daar-
bij om kaarten die hetzelfde gebied in twee of meerdere jaren
naast elkaar tonen of op een andere wijze (karto-)grafisch een
ontwikkeling in de tijd laten zien. De tijdshorizon is daarbij
ruim bemeten: sommige kaarten kijken meer dan een eeuw te
rug. Vierentwintig kaarten of andere grafische figuren schetsen
21