KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT 2002-XXV1II-4 zelfs trends, verwachte onrwikkelingen of scenario's tot 2010, 2030 of 2050! 'De nieuwste Bosatlas is een aanwinst voor het aardrijkskun- deondetwijs, omdat dankzij alle extra's leerlingen meer moge- lijkheden krijgen om de wereld om hen heen te onderzoeken. Deze editie biedt bovendien nog systematischer kaarten aan die laten zien hoe de wereld verändert. En daar gaat het bij aardrijkskunde tenslotte om', zo schrijft Van der Schee [2001]. Omvang informatie en lay-out De omvang van het totale informatiepakket wordt bepaald door de optelsom van informatiebehoeften in de verschillende onderwijssoorten. De lay-out van de pagina's en de grootte van de afzonderlijke kaarten worden be'invloed door wensen die deels strijdig met elkaar zijn. Enerzijds zijn om didactische redenen grote kaarten met een geringe informatiedichtheid ge- wenst. Anderzijds vragen sommige onderwerpen er om, dat op twee tegenover elkaar liggende pagina's een aantal kaarten met elkaar vergeleken kunnen worden. Pieter Bos wist nog heel precies waarin de atlas die hij wilde ontwikkelen, moest verschillen van andere schoolatlassen die op dat moment op de markt waren. 'Bij de groote massa stof waarmee hij zieh toen al geconfronteerd zag zou de atlas uit moeten gaan van een 'beperking tot het noodige: Zal echter dat noodige door den leerling gemakkelijker worden opgeno- men, dan moet het formaat der kaarten zoo groot mogelijk zijn, terwijl het 00g niet door onnoodige kleuren en namen moet worden afgeleid'. Beantwoordt de laatste editie nog wel aan deze uitgangspunten? Henk Donkers spreekt Over een 'atlas die volgepropt is met in formatie' [Donkers, 2001]Een atlas die alleen al via de elektro nische zoekmachine antwoord geeft op 600.000 vragen, zoals hij plastisch schrijft. Die schijnbare overladenheid wordt door Donkers terecht in verband gebracht met exameneisen die hij 'opgeschroefd' en examenprogramma's die hij tot twee maal toe 'overladen' noemt. Een reden voor de omvang van het to tale informatiepakket die hij niet vermeldt is, dat de huidige schoolaardrijkskunde verschillende programma-onderdelen vermeldt die speeifiek voor slechts een schoolsoort zijn. Men zou verwachten dat het in principe toch minder stof omvat- tende programma voor het vmbo, tenminste 00k bij havo en vwo tot het minimumprogramma zou behoren. Dat is niet het geval. De onderwerpen internationalisering van de kleding- en schoenenindustrie, leefbaarheid en zorg in stedelijke en lande- lijke gebieden, vraag en aanbod in de zorgsector, vluchtelingen in Nederland, Nederlanders en hun vakantiebestemming en internationalisering van de voedselproductie zijn voorbeelden van 'exameneenheden' die, in hun explicitering, alleen beho ren tot het nieuwe programma van het vmbo. De pagina's 53, 197, 187 en 164 zijn voorbeelden van nieuwe pagina's die alleen ten behoeve van het nieuwe ambitieuze vmbo-programma opge- nomen zijn. En een niet gering aantal voormalige mavo-scholen gebruikt immers niet De Kleine Bosatlas, maar De Grote Bosatlas. Ook noemt Donkers kaarten en diagrammen 'die soms te klein zijn afgedrukt'. Bij dit laatste doelde hij wellicht op de mono thematische postzegelkaartjes schaal 1:7 miljoen, die vanaf de 50e druk in de strook aan de onderzijde van de pagina's Neder land werden opgenomen of op de monothematische sociaal-eco- nomische choropleten van Europa, schaal 1:60 miljoen die te vinden zijn op de pagina's 80-81 onder de wat wonderlijke titel: Europa Verschillen. Op de dubbelpagina 80-81 is heel Europa 24 maal thematisch afgebeeld, schaal 1:60 miljoen. Twee pagina's die sterk afwij- ken van de traditionele en esthetisch-kartografisch zo bevredi- gende lay-out van Europa met een hoofdkaart van 1:20 mil joen en twee bijkaarten schaal 1:40.000.000 (zie pagina 71). Deze twee pagina's met 24 maal Europa zijn tot stand geko- men na nauw overleg met toekomstige gebruikers. De leerstof voor de basisvorming kent een domein G: Internationale ont- wikkelingen. Hierin Staat de volgende eindterm 'De leerlingen kunnen in Europa belangrijke deelgebieden onderscheiden op grond van sociaal-geografische kenmerken, zoals bevolking, econo- mische activiteiten, welvaart en levensomstandigheden, politiek en cultuur.Een aantal van de kenmerken die tot zo'n geogra- fische geleding zouden kunnen leiden zijn altijd al in de atlas te vinden geweest. Verschillen in welvaart en vooral 'levens omstandigheden', kunnen echter alleen op grond van een groot aantal criteria onderscheiden worden. Bovendien von- den gebruikers het buitengewoon lastig dat alleen al voor deze eindterm meerdere pagina's, verdeeld over de hele atlas geraad- pleegd zouden moeten worden. De uiteindelijke keus voor een double-spread met 24 uiterst eenvoudige choropleten mag kar- tografisch weinig bevredigend zijn, uit didactisch oogpunt bleek hij in een behoefte te voorzien. Het didactisch arrangement Een moderne schoolatlas dient uit meerdere componenten te bestaan, waaruit de gebruiker een keuze maakt. Samen met leer- en hulpmiddelen die het gebruik van kaart en atlas trainen, dient de atlas een onderdeel te zijn van een totaal di dactisch arrangement, waarvan ook ict deel uitmaakt. Alle componenten samen vormen een compleet geografisch infor- matiesysteem. Meester Bos schreef twee aardrijkskundige leer- boeken en plaatste daar een atlas naast. Die koppeling bewees zijn nut. Bij de 2e editie werden aan de binnenzijde van het omslag maar liefst 24 bij Wolters uitgegeven aardrijkskundige leerboeken aangeprezen, verdeeld over tien methoden. Aan de atlas zelf was die koppeling overigens niet af te lezen. In die tijd werd het aan de leraar overgelaten die koppeling te leggen. In de jaren zeventig en tachtig van de achter ons liggende eeuw is Wolters eigenlijk alleen nog als atlasuitgever een belangrijke partij voor het aardrijkskundeonderwijs. In die tijd tekent zieh een trend af, waarbij uitgevers in toenemende mate kaartjes gaan afdrukken in de leerboeken zelf. De atlas dreigt daardoor haar vanzelfsprekende positie te verliezen. Dan komt men in Groningen tot het inzicht, dat het niet alleen nodig is een goe- de atlas te maken, maar dat men zieh ook dient in te spannen om het gebruik van de atlas te bevorderen. Als eerste resulteert dat in de uitgave van de Boswijzer, een boekje met kaart- en at- lasopdrachten, te gebruiken naast iedere aardrijkskundemetho- de. Bij de 49c en 5oe editie leidt het tot de ontwikkeling van vrij kopieerbare opdrachtbladen met atlas- en kaartopdrachten. In 1993 wordt de basisvorming ingevoerd. In het aardrijkskun- deprogramma wordt bij de 'vakoverstijgende doelen' een in het programma zeer dominante eindterm genoemd, die de hierboven genoemde ontwikkeling in een stroomversnelling brengt. Het is de eindterm: 'het op een relatief hoog abstractie- niveau hanteren van informatie uit verschillende bronnen: verza- melen (opzoeken en selecteren), ordenen (rangschikken en bewer- ken), analyseren (vergelijken en interpreterenen beoordelen'. Bij de eindtermen wordt het gebruik van 'atlassen' expliciet genoemd als een middel 'bij orientatie in gebieden en bij beeldvorming over gebieden, aardrijkskundige verschijnselen, vraagstukken en processen'. We schreven al over deze informa- tievaardigheden bij de paragraaf Organisatie van de in- formatie-ontsluiting. Het had consequenties voor de organisa- tie van de toegang tot de informatie. Het had echter ook 22

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2002 | | pagina 24