39
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
2002-XXVIII-4
in verschillende gebieden op aarde aan
de hand is. Schoolboeken met een ency-
clopedische en regionaal-beschrijvende
invalshoek verdwenen uit de markt en
het exemplarische principe deed zijn in-
trede. Een goed voorbeeld is de succes-
volle schoolboekenreeks De Geo Geor-
dend van Meulenhoff.
In de jaren zeventig golden nog steeds
de (niet bindende) aanbevelingen van
het Voorstel Leerplan Rijksscholen, zo-
dat veel nieuwe schoolboeken in het
eerste leerjaar 'Europa' bleven behande-
len. Maar het ging niet meer om ge-
biedsbeschrijving. De Geo Geordend, hij-
voorbeeld, nam Noord-Europa bij de
kop om fysisch-geografische principes en
relaties tussen natuurlijk milieu en be-
staansmiddelen 'exemplarisch' te behan-
delen; Duitsland om industriele kernge-
bieden te bespreken; Frankrijk en
Groot-Brittannie om grootstedelijke ge
bieden (Parijs en Londen) aan de orde te
stellen. Alle nieuwe schoolboeken na-
men afstand van de klassieke gebiedsbe-
schrijving, elk met eigen accenten. Ge
bieden werden in toenemende mate
'voorbeelden' om thema's te behandelen,
zoals verstedelijking, ontwikkeling, ver-
keer en vervoer enzovoort. Een formeel
nieuw programma voor de eerste fase
van het voortgezet onderwijs kwam pas
aan het einde van de jaren tachtig tot
stand, met de kerndoelen voor de
basisvorming [Commissie Herziening
Eindtermen, 1990]. Deze kerndoelen be-
zegelden de 'thematisering' van de
schoolaardrijkskunde.
De bedoelde veranderingen in het aard-
rijkskundeonderwijs zijn in veel publica-
ties beschreven en geanalyseerd (zie bij-
voorbeeld: [van der Vaart, 1990; 2001].
Wat ons hier interesseert zijn de gevol-
gen voor de inhoud en het gebruik van
de Bosatlas. Van der Schee en anderen
wezen er in 1981 al op, dat het aantal
kaarten in de Bosatlas spectaculair toe-
nam, als gevolg van een sterke groei van
het aantal thematische kaarten in aan-
sluiting op de veranderingen in de
schoolpraktijk:
'Na i960 valt de explosieve groei van het
aantal kaarten in de Bosatlas op (1877: 60
kaarten, 1959: 161 en 1981: 482). Dit moet
worden toegeschreven aan het enorme
aantal thematische kaarten dat vanaf de
4le druk werd opgenomen (1877: 30,
1959: 118 en 1981: 446). Het aantal over-
zichtskaarten, dat wil zeggen kaarten met
topografische informatie waarbij meestal
het relief de ondergrond vormt, blijft vrij-
wel constant (1877: 30 en 1981: 36). De
verhouding tussen thematische en over-
zichtskaarten weerspiegelt de ontwikke-
Kader 2. Atlasvragen p. 41
in Kemgeografie vraag 5: Hoe breed is het Kattegat tussen Frederikshaven en
(1965)- Göteborg? Voer de meting zowel uit op de kaart van
Scandinavie als op die van Denemarken.
vraag 6: Welke rivier loopt door het Vierwoudstrekenmeer?
p. 54,
vraag IGa van de volgende landen na, waar de grenzen ge-
vormd worden door zeeen, meren, rivieren en ge-
bergten: Frankrijk, Italie, West- en Oost-Duitsland.
p. I 14,
vraag 12: Vul de topografie in van de Donau- en Balkanstaten op
blz. 18 van het K.C. Kerncahier, een apart werk-
boekje - vdV/vdS].
p. 133,
vraag 2: Zoek 3 duidelijke voorbeelden van /engtedalen; 00k 3
duidelijke voorbeelden van dwarsdalen in de Alpen.
p. 151,
vraag 6: Waar vinden de kolenvelden van de Kempen en de
Sambre-Maasvallei hun voortzetting over de Belgi
sche grenzen?
p. 157,
vraag 3: Welke voordelen heeft Luxemburg van zijn grensri-
vier de Moezel met haar zijrivier?
ßron: [Bredemeijer Tosseram, 1965],
lingen in de (school-) aardrijkskunde' [Geerlings, van der Schee
Wientjes-Meyman, 1981, p. 8],
In 1995 bevat de dan nieuwe jie druk maar liefst 671 kaarten,
waarvan 158 (24%) overzichtskaarten en 513 (76%) thematische
kaarten [van der Schee, 1995, p. 50]. De tendens van toename
van het aantal thematische kaarten zet dus door, terwijl we
kunnen constateren dat 00k het aantal overzichtskaarten in
nieuwere drukken sterk is toegenomen. Dit laatste heeft deels
te maken met eisen van het examenprogramma (waar toen nog
landen in hgureerden, zoals Marokko en Indonesie), deels met
de introductie van meer topografische uitsneden (bijvoorbeeld:
niet alleen Zuidoost-Azie als geheel, maar 00k Hongkong en
omgeving; niet alleen het Pacißsche gebied als geheel, maar
00k uitsneden van een aantal eilanden en eilandengroepen).
Maar wat vooral opvalt, is de voortgaande spectaculaire groei
van het aandeel en aantal van de thematische kaarten. De
nieuwe schoolboeken verwijzen 00k vooral naar deze themati
sche kaarten in hun opdrachten. Opnieuw pakken we twee
reeksen van schoolboeken bij de kop om dit te illustreren:
Terra van uitgeverij Wolters-Noordhoff en Wereldwijs van uit-
geverij Malmberg. De voorbeeldvragen in de tekstkaders 3 en 4
zijn ontleend aan de schoolboeken uit deze reeksen voor klas
drie van het vwo.
Het 3-vwo deel van Terra is overwegend regionaal in de leer-
stofordening. De kerndoelen voor de basisvorming [Commis
sie Herziening Eindtermen, 1990] hebben weliswaar een the
matische inslag, maar de invullingsvrijheid is ruim zodat een
regionaliserende invulling mogelijk is, zeker in het derde leer
jaar. Er is een wereld van verschil tussen de aanpak van dit
boek en de klassieke regionale leerstofordening. Bij Terra gaat