KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
2002-XXVIII-4
het om globale topografische orientatie, om een eerste indruk
van de gebiedskenmerken en om het leren van een aantal be-
grippen die passend zijn in het regionale kader dat aan de orde
is. Bij de Verenigde Staten, bijvoorbeeld, zijn dit begrippen als
meltingpot, footloose, wet van de remmende voorsprong, groei-
pool ol Pacific Rim. De atlasvragen in kader 3 hebben betrek-
king op het hoofdstuk Over de Verenigde Staten. Dat hoofd-
stuk bevat 63 vragen en opdrachten, waarvan 22 het gebruik
van de atlas vereisen. Er zijn meer kaartvragen dan deze 22,
maar dat zijn dan vragen waarbij kaartjes worden gebruikt die
in het leerboek zijn opgenomen.
De overzichtskaarten van de Verenigde Staten in de atlas wor
den wel gebruikt, maar vooral als orientatiekader bij het leren
van elementaire topografie en voor de orientatie op landschap-
pelijke hoofdkenmerken (eerste en tweede voorbeeld). De
overzichtskaarten functioneren veelal als een van de bronnen
(naast informatie uit het leerboek en naast andere atlaskaarten)
bij het beantwoorden van vragen (tweede en vierde voorbeeld).
In dat verband is de overzichtskaart vaak bedoeld voor het lo-
kaliseren van stad of regio, die in de opdracht is genoemd
(voorbeeld 3). Maar thematische kaarten worden veel intensie-
ver gebruikt. Daarbij lijken de kaartvaardigheden soms belang-
rijker dan de inhoud die aan de orde is. Ons derde voorbeeld
geeft dit aan: de vraag naar een Staat met meer dan 90% blan
ken. Bij de opdracht hören vier thematische kaarten in het
boek: ligging Indiaanse reservaten en percentages etnische
Kader 3. Atlasvragen
in Terra (1999)
p. I 10,
vraag 2: Maak een topografielijst van het relief en de wateren
van de Verenigde Staten. Daarvoor gebruik je W30
is een invul-werkblad bij het schoolboek - vdV/vdS],
vraag 7: De natuurlijke omstandigheden voor de landbouw zijn
in de Verenigde Staten over het algemeen gunstig.
Geef twee fysische redenen waarom het westen van
de Verenigde Staten minder geschikt is voor landbouw
dan het oosten.
p. H4,
vraag 17: Bekijk bron 12 nog een keer vier spreidingskaar-
ten etnische groepen - vdV/vdS], Een voorbeeld van
een Staat met meer dan 90% blanken is: Alabama
Iowa New Mexico
p. 121,
vraag 46: Bekijk de informatie in bron 3 I enkele gebieds
kenmerken in kaart en diagrammen van het noord-
oosten van de VS - vdV/vdS]. Op W34 geef je nu
met behulp van de informatie uit bron 3 I en informa
tie uit de atlas een nauwkeurige beschrijving van het
noordoosten
p. 129,
vraag 59: In paragraaf 5.4 heb je kennisgemaakt met twee
groeipolen. In North-Carolina ontstaat 00k een
groeipool. Daarover vind je informatie in bron 38
tekst en orientatiekaartje Research Triangle Park -
vdV/vdS],
Je verklaart nu waarom North-Carolina een gunstige
piek is voor bedrijven. Gebruik daarbij:
kaartjes en tekst van bron 38, de atlaskaart Verenig
de Staten, Inkomens. Bron: [Kunnen, Nonnekes, Rei
chard Remmers-Kamp, 1999]
groepen per Staat voor resp. zwarten,
Hispanics en Aziaten. De opdracht is
vooral een oefening in kaartanalyse (de-
duceren van percentage blanken), de
overzichtskaart in de atlas dient hier
slechts voor het opzoeken van de drie in
de opdracht genoemde staten. Het ant-
woord op de vraag hoeft 00k niet 'ont-
houden' te worden: het gaat om de
kaartvaardigheid als zodanig. De voor-
beelden vier en vijf laten goed zien, hoe
in Terra integraal wordt gewerkt met
kaarten als bron, naast andere bronnen.
Het gaat om het vinden van relevante
informatie, om het combineren ervan
met andere informatie, om aldus een
vraag te beantwoorden. Opnieuw gaat
het meer om het proces dan om het re-
sultaat: er zijn geen aanwijzingen dat de
antwoorden 'geleerd' moeten worden.
En passant oefenen de leerlingen wel
met begrippen, zoals grootstedelijke re
gio (bij vierde voorbeeld) of groeipool
(bij laatste voorbeeld).
Uit het werkboek van Wereldwijs voor
3 vwo is in kader 4 00k een aantal atlas
vragen geselecteerd. Ze zijn ontleend aan
een hoofdstuk dat handelt over de Ver
enigde Staten en Japan. Het hoofdstuk
bevat 123 vragen en opdrachten, waarvan
34 het gebruik van de atlas vereisen. De
verscheidenheid aan kaart- en atlasvra
gen lijkt wat minder te zijn dan bij
Terra. Toch zien we grofweg hetzelfde
patroon. De overzichtskaarten functio
neren als referentie voor het aanleren
van topografische basiskennis, zoals we
zien in het eerste voorbeeld, of om glo
bale kenmerken van ligging en land-
schap te onderzoeken, zoals in het twee
de voorbeeld. Ook hier overheerst het
gecombineerde gebruik van verschillen-
de kaarten om vragen te beantwoorden
over bepaalde thema's (klimaatkenmer-
ken in het derde voorbeeld en verschui-
ving economisch zwaartepunt in laatste
voorbeeld). De vragen vereisen in het al
gemeen minder 'speurwerk' met de atlas
dan die van Terra, omdat de benodigde
kaartbladen zijn aangegeven en de ant-
woordruimten meer zijn voorgestructu-
reerd (alle voorbeelden).
De nieuwe schoolboeken zijn, ook wat
betreft het atlasgebruik in algemene zin,
een grote sprong voorwaarts ten opzich-
te van de 'traditionele' boeken: er is
meer denkwerk vereist, leerlingen moe
ten kaarten gecombineerd gebruiken om
tot bepaalde conclusies te komen, de at
las vormt vaak een vanzelfsprekende in-
formatiebron naast andere bronnen,
kaartvaardigheden zijn ook een doel op
zichzelf geworden, het raadplegen van de
40