w
lpw%t
JT
t
j Mk
**fy/82o
Z322 ^W/Zäi^f8.
13
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
gelijk. Zoals gezegd zijn meerdere echo's
(zij-echo's) echter niet te voorkomen bij
een grillige bodem, ten gevolge van de
grote openingshoek van de uitgezonden
geluidsbundel. Daarom blijft het t.b.v.
Gebco toch noodzakelijk deze gegevens
met het menselijk oog te interpreteren
(ßguur 3). Een gedetailleerd bodempro-
fiel blijft echter een illusie.
De laatste jaren wordt meer en meer ge-
bruik gemaakt van zgn. Multi-beam
echoloden.
In plaats van een enkele meetbundel ver-
ticaal naar beneden, wordt hierbij een
waaier van geluidsbundels uitgezonden,
dwars op de vaarrichting van het schip.
Ieder van de bundels geeft een eigen bo-
demecho, zodat tegelijkertijd een breed
päd onder het schip wordt bemeten
(pad-loder). Doordat iedere individuele
bundel veel smaller is dan met het enkel-
voudige echolood gebruikelijk was, is de
resolutie van detail op de bodem veel be-
ter dan voorheen. En aangezien een drie-
dimensionaal beeld van een strook van
de zeebodem ontstaat, kan uiteindelijk
volledige bodemdekking bereikt worden.
Uiteraard leent de gegevensstroom van
een pad-loder zieh alleen voor digitale
verwerking.
Op wereldschaal gezien zijn het echter
over het algemeen nog maar kleine stuk-
jes die op deze wijze zijn opgenomen.
Veelal dienen dit soort opnemingen na
tionale economische of militaire belan
gen, zodat de volledige dataset lang niet
altijd beschikbaar zal komen. Figuur 4. Fragment
van Ocean Plotting
Sheet nabij Barba
dos).
2444
2446
246/
247/
-62
lZ</30. 2425 /876 V
2425 /S34
Z395Fs§ßK/92/^39°
f j) 246.f 2303 Z'0$/9Q76,3(, "^'/OSä
246/ ulrti 23(2 Jp l k//80 .1/28
2167 ZZ07 tffl- JtJX /4/3 .,¥53
FZ/88 f'53 ATs34 ^S /385 "f*;A
'5453 /3SB m'7
^i^Z4S7j244l
'245
'/v50
2444
2243 1ZJ66 0) 2)5/" J396 a
2452-222/-/706 /SZ&IZ35.
2454 -2/88,
-22U
1944
2435 1952
4824
11
J> Z920. Z27?3 Oße
o. 2447
1779
1747
/Z8SyeSü0*M
2003-XXIX-I
De gegevenswerking en gegevenskwaliteit
Werkwijze
Prins Albert van Monaco hield zieh vanaf 1899 persoonlijk be-
zig met het verzamelen en intekenen van de gemeten diepten,
die werden aangeleverd op lijsten. Na zijn dood in 1922 nam
het International Hydrografisch Bureau deze taak over.
In de aanloop naar de Derde Editie van gebco (circa 1950)
werden de oceaandiepten vanaf de lijsten overgezet op 'Ocean
Plotting Sheets' op schaal 1:1.000.000 (de gehele wereld was
verdeeld in circa 655 van zulke bladen), die gebruikt werden
voor de samenstelling van de uiteindelijke kaarten
1:10.000.000. Vanaf 1962 werden er 18 Lidstaten van de iho
bereid gevonden om dat werk gezamenlijk over te nemen, de
zgn. Volunteering Nations.
Vele onderzoeksschepen, die met allerlei andere doeleinden
over de wereldzeeen voeren, verzamelden als neventaak voort-
durend diepten ten behoeve van het GEBCO-programma, daar-
bij dus steeds 'toevallig' een of meer van die circa 655 gebieden
doorkruisend. Op al die onderzoeksschepen werden, zoals eer-
der genoemd, trackplots' getekend, waar overheen op een
transparant 'Plotting sheet' met grote precisie de dieptecijfers
werden opgetekend. Dwars op de vaarrichting schrijvend, met
een lettergrootte van ca. 1,5 mm dienden zoveel mogelijk diep
ten genoteerd te worden, waarbij het getal werd geplaatst naast
het puntje dat de positie van de loding markeerde. Op een
schaal 1:1.000.000 beslaat een getal dan 1500 m; een zeemijl is
1852 m. Dus globaal kwam er maximaal 1 cijfer per mijl.
Door de vrijwillige lidstaten werden al deze tracks en plot-
tingsheets verzameld voor hun verantwoordelijkheidsge-
bied(en) waarna de dieptecijfers op soortgelijke wijze overge-
nomen moesten worden in de verzamel lodingbladen ('Ocean
Plotting Sheets') (figuur 4).
In 'blanco' gebieden is dat geen probleem. Maar als er zieh al
eerdere diepten bevinden, en de nieuwe diepten daarvan afwij-
ken, dan rijst de twijfel. Of een van de diepteseries klopte niet,
öf de dieptelijnen nemen onverwachte vormen aan.
Individuele (draad-)lodingen staan altijd op zichzelf; het zijn
toevallige metingen die weinig tot niets zeggen over de tussen-
liggende diepten. Maar bij echolodingen ontstaat een aaneen-
gesloten profiel van diepten. Een zo'n lodingsslag in kaart zet-
ten is niet moeilijk. Maar kruisende diepteprofielen leveren
bijna altijd een probleem op in het snijpunt. Afwijkingen
'kunnen' niet en moeten tot een oplossing gebracht worden.
Wanneer talloze kruisende lodingsslagen uit zeer verschillende
bron, met verschillende positienauwkeurigheid, en verschillen
de wijze van meten, in een Ocean Plotting Sheet samenge-
voegd moeten worden, wordt het pas echt lastig. Meerdere
metingen leiden nu eenmaal tot verschillen! Alle tegenstrijdig-
heden dienen echter opgelost te worden, omdat anders een on-
mogelijk dieptebeeld ontstaat.
Maar over wat voor tegenstrijdigheden hebben we het dan?
Eigenlijk gaat het dan steeds om diepteverschillen op kruisen
de lodingsslagen. Of een lodingsslag die in z'n geheel afwijkt
van z'n omgeving.
Tegenstrijdigheden in diepte kunnen ontstaan door fouten in
dieptemeting.
Bijvoorbeeld: de lodingdraad heeft onder een hoek gestaan
(wäre diepte gemeten diepte x cosinus hoek; als zo'n hoek
werd geconstateerd werd hij aan boord wel genoteerd zodat