KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT 2003-XXIX-I van de waterdiepte ter plaatse, Zwaartekrachtverschillen resul- Figuur 10. Zwaarte- teren in geringe plaatselijke afwijkingen in de hoogteligging kracht anomolie'en, van de gemiddelde zeespiegel, in de orde van enkele decime- aan de band van sa- ters. Deze afwijkingen kunnen vanuit satellieten vastgesteld telliet hoogtemeting worden. Over een groot gebied in kaart gebracht, lijken deze [Delft], hoogteverschillen, die in feite zwaartekrachtvariaties zijn, een op een de bodemtopografie weer te geven. Een soort voorspel- lingsmethode van de bodemtopografie dus. Heiaas zijn er vele verstorende factoren, zoals 'oneffenheden' in het gemiddelde zeeoppervlak veroorzaakt door oceanografi- sche effecten (stromingen, upwelling enz.). Dit soort afwijkin gen moet zo veel mogelijk uitgefilterd worden. Bij deze me- thode wordt tevens al uitgegaan van een globaal model van de oceaanbodem, DBDB-5, een wereldwijde database met een grid van vijf mijl, aanwezig bij het ngdc [Andreasen, 1997]. In feite helpen de resultaten van de radarhoogtemeting om vermoedelijke afwijkingen van dit DBDB-5 °P te sporen. W.H.F Smith is adviseur bij het GEBCO-project en hij is niet van mening dat we het in het vervolg zonder daadwerkelijke metingen op zee kunnen stellen. De feitelijke metingen blijven maatgevend voor gebco, maar de zeespiegel hoogtemeting is een belangrijk hulpmiddel ge worden als leidraad bij de generalisatie. Naast de metingen en de kennis en intiuitie van de geofysicus, wordt e.e.a. nu dus 00k nog ondersteund door het 'gravimetrisch model'. (figuur 10). Dit systeem werkt overigens alleen op de oceanen (dus niet op de Noordzee). En de kleinste objecten die men ermee kan de- tecteren hebben een diameter van ca. 8 kilometer. Deze techniek nu is 00k toegepast bij de totstandkoming van blad 97.1 (Zuid-Indische Oceaan), dat is opgenomen in de DGA-97. In principe is het blad 97.1 gebaseerd op dezelfde ge- gevens als de vijfde editie van gebco (hoewel er incidenteel aanvullende gegevens in verwerkt zijn). Maar de generalisatie is (handmatig) geheel aangepast met behulp van de zwaarte- kracht modellen van Sandwell en Smith. De generalisatie wordt echter nog steeds volledig ondersteund door de daad werkelijke metingen. Met andere woorden, er is een verbeterde generalisatie uitgevoerd op dezelfde basisgegevens. Door Walter Smith wordt thans gewerkt aan richtlijnen voor de International Bathymetric Charting programma's voor het combineren van 'voorspelde bodemtopografie' met de echte meetgegevens [cgom]. De toekomst van GEBCO Een ontwikkeling van de laatste jaren is dat gebco (de gda), 00k diepten zal gaan bevatten in gebieden ondieper dan 200 meter, om zodoende een totaalbeeld te krijgen van alle zeeen. Daarnaast zullen meer en meer bestaande nationale bathyme- trische projecten ge'integreerd worden in gebco. Wereldwijd zijn dat tientallen grotere en kleinere programma's, die mo- menteel door het GEBCO-committee kritisch bekeken worden. Binnenkort (12-16 april 2003) zal het honderdjarig bestaan van gebco gevierd worden tijdens een Conferentie over oceaan- kartering. Het Internationaal Hydrografisch Bureau te Mona co zal als gastheer fungeren, gesteund door het gouvernement van Monaco. Zesde editie Tijdens de conferentie in april 2003 zul len enkele voorbeelden getoond worden van de zesde editie van de gebco, moge lijk in de vorm 'Print on demand'. Het wordt namelijk niet realistisch geacht 00k bij de zesde editie tot een volledig gedrukte oplage te komen. Verder is de toekomst van gebco enigs- zins beperkt door de geringe financiele middelen. Een Planning Committee is bezig te onderzoeken in welke richting gebco zieh zal moeten bewegen, wat de gebruikers willen, wat de inbreng van deelnemers kan zijn en welke rol de IT in het geheel zal speien. De huidige gebco Guidelines (iho pu- blicatie B-7, die alweer uit 1993 stamt) zullen kritisch bekeken worden zodat er een plan van aanpak ontstaat voor de körnende pakweg twintig jaar. Betrokkenheid Koninklijke Marine Schepen De Hydrografische Dienst van de Ko ninklijke Marine is de instantie die vanaf het eerste uur met het karteren van de wereldzeeen te maken heeft gehad en daarin een belangrijke bijdrage heeft ge- leverd. De hydrografische schepen lever- den sinds eind 19c eeuw dieptegegevens aan. Behalve de expedities van Hr.Ms. Siboga en Willebrord Snellius werden vele routinematige lodingstochten ge- maakt. Tot de jaren zestig van de twin- tigste eeuw vooral in de wateren van In- donesie en Nieuw-Guinea, daarna veelal op de Atlantische Oceaan en in het Ca- ribische gebied. Zo nam Hr.Ms. Snellius II in 1963-1964 deel aan het Noord-Atlantische oceano- grafisch project navado (North Atlantic Vidal and Dalrymple Oceanography), waarin het schip de plaats van hms Dal rymple in nam. Het schip voerde hierbij 12 overtochten uit over de Noord-Atlan tische Oceaan, in oost-west richting (en terug), met tussenruimten van 30 breedte (180 mijl). 18

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2003 | | pagina 24