KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
2OO3-XXIX-I
In de jaren zestig en zeventig namen Hr.Ms. Snellius en
Hr.Ms. Luymes langdurig deel aan oceanografische projecten
in het kustgebied van Suriname en in de Caribische Zee nabij
de (toen) Nederlandse Antillen. Deze projecten werden steeds
gecombineerd met diepzeelodingen. Voor deze oceanografi
sche schepen was het routine om tijdens passages buiten de
dieprelijn van 200 m altijd GEBCO-diepzeelodingen te verrich
ten en te administreren. Van 1973 tot 1976 gold dat eveneens
voor Hr.Ms. Onversaagd en vanaf 1976 voor Hr.Ms. Tyde-
man. Dat laatste schip voerde tot 1996 talloze oceanografische
expedities uit, vnl. op de Atlantische Oceaan, ten behoeve van
civiele onderzoeksinstituten, of voor militaire toepassingen.
Het diepzee-echolood registreerde altijd! Dit laatste geldt trou-
wens ongetwijfeld 00k voor vele buitenlandse onderzoeksvaar-
tuigen op de wereldzeeen.
Bureau
Het Hydrografisch Bureau te Den Haag nam vanaf ca. 1962,
als Volunteering Nation, de verantwoordelijkheid op zieh voor
het verzamelen en compileren van 13 (van de 655) Ocean Plot-
ting Sheets; zes in de Caribische Zee en zeven in de noordelij-
ke Stille Zuidzee ten oosten van Nieuw-Guinea. Enkele karto-
grafen hadden een intensieve dagtaak aan het bijhouden en
verwerken van de diepzeelodingen.
Door gewijzigde prioriteiten Staat de betrokkenheid van de
Dienst der Hydrografie bij het oceaanwerk nu echter al jaren
op een laag pitje. Na het voltooien van de vijfde editie van de
GEBCO-kaarten (1983) heeft de Dienst door omstandigheden
niet veel meer bijgedragen aan de completering van gebco.
Tot 1996 bleef Hr.Ms. Tydeman weliswaar tijdens oceanogra
fische passages dieptegegevens verzamelen ten behoeve van de
andere 'volunteering nations', maar de bij Nederland in beheer
zijnde bladen werden nauwelijks verder onderhouden. De bla-
den nabij de Filippijnen werden daarom in 1992 overgedragen
aan de Japanse Hydrografische Dienst. Onderzocht wordt, op
welke wijze de bladen van het Caribische gebied alsnog ge-
completeerd kunnen worden. Het handmatig verwerken van
dit soort gegevens is in de GEBCO-organisatie inmiddels beein-
digd.
Noten
1. iho International Hydrographie Organization; de overkoepelen-
de Intergouvernementele organisatie die streeft naar samenwerking
en standaardisatie bij het tot stand komen van zeekaarten en ande
re hydrografische publicaties.
2. ioc Intergovernmental Oceanographic Organization; de onaf-
hankelijke eenheid binnen unesco die gezamenlijk wetenschappe-
lijk onderzoek bevordert, om daardoor informatie te krijgen over
de aard en de bruikbaarheid van de oceanen.
3. Het is lastig om een getal te geven voor de uiteindelijke precisie. In
Nederland waren er richtlijnen voor het aeeepteren van dieptever-
schillen op kruisingen. Die lagen (instrueties van 1962) in de orde
van 5 meter op elke 1000 m diepte. Absolute nauwkeurigheden zijn
er echter niet (er is nauwelijks een manier om die vast te stellen).
Hoewel de meetnauwkeurigheid van de echoloodinstallatie objec-
tief is vast te stellen, hangt een schatting van de nauwkeurigheid af
van vele factoren, die elkaar 00k bei'nvloeden, in de eerste plaats
van de (niet exaet bekende) geluidssnelheid.
Momenteel (iho publicatie S-44) wordt liever een registratie bijge-
houden van alle factoren die de precisie bei'nvloeden; hieruit kan
dan een schatting verkregen worden van de precisie die gehecht
moet worden aan gemeten diepten. Mits zulke criteria bij alle me-
tingen worden vastgelegd kan op termijn bij de verwerking door
Software een gewicht worden toegekend aan alle metingen.
In de beginjaren van het echolood zijn er vergelijkende waarnemin-
gen gedaan. De Discovery II (1926-1932) constateerde bij 21 verge-
lijkingen (dieper dan 2000 m) diepteverschillen die liepen van 0,28
tot 3,35% van de diepte. De diepten uit draadlodingen waren zon-
der uitzondering groter dan de echolodingen. Gegevens over latere
vergelijkingen zijn bij schrijver onbekend.
4. Voor meer info betreffende ngdc en geodas: rrw@mail.ngdc.
noaa.gov).
5. In landen waar het metrieke stelsel niet werd toegepast werd het
ronde getal van 800 vadem/sec als gemiddelde aangehouden. Dit
komt overeen met 4800 voet of 1463 meter/sec.
De geluidssnelheid in zeewater varieert in de praktijk van circa 1441
m/sec in de Poolzee op 200 m diepte (1479 m op 4000 m diepte)
tot 1530 m/sec op 200 m diepte nabij Nieuw-Guinea (1545 m/sec
aldaar op 10.000 m diepte). In het laatste geval bedraagt de diepte-
correctie 595 m, wanneer ingesteld was op 1500 m/sec (of 319 m in-
dien ingesteld op 1463 m/sec).
Literatuur
Andreasen, RAdm.Chr, (dec 1997), toelichtende brief.
cgom (2001), Aanbeveling 2 van het rapport van de 8e
zirting.
Crease, Laughton and Swallow (1964), genoemd in artikel
voor Symposium on 'Oceanic Cartography' 6th
International Cartographic Conference (ica), Ottawa, 23 aug
1972.
Delft Institute for Earth-Oriented Space Research (deos),
tu Delft.
gebco 97 (1997), Supporting volume to GDA, Supplement
p. A-2.
iho/ioc/chs (1984), GEBCO, toelichting bij de $e Editie
GEBCO. isbn 0-660-52685-9.
Kuenen, Ph.H. (1941), Kruistochten over de Indische
Diepzeebekkens (Anderhalf jaar a/b Hr.Ms. Willebrord
Snellius), H.P.Leopolds Uitgevers Mij NV.
Leeuw, M.M, de (1966), Technical Report Ocean
Bathymetry. Canadian Hydrographie Service.
Rombach, H (1975), (destijds kartografisch Hoofdambtenaar
bij de Dienst der Hydrografie) Diepzeecartografie.
Lausch, E. (2000), Atlas der Oceanen. Baarn: uitgeverij
Tirion. isbn 90-4390-129-6.
Weber-Van Bosse, A. (1904), Een jaar aan boord van H.M.
va. Leiden.
Afkortingen
CGOM Consultative Group on Ocean Mapping (van de ioc)
cmg Commission for Marine Geology
dcdb Data Centre for Digital Bathymetry
DBDB-5 Digital Bathymetric Data Base met 5' x 5' grid (bij
ngdc)
dtm Digitaal Terrein Model
geodas GEOphysical DAta System
gapa Int. Geological/Geophysical Atlases of the Atlantic
and Pacific Oceans
gda gebco Digital Atlas
gebco General Bathymetric Chart of the Ocean
iapso International Association for the Physical Sciences of
the Oceans
ibc Int. Bathymetric Chart
19