KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT tuurlijk ook de representativiteit van de stations. De atlas bevat de volgende rubrieken: temperatuur, neerslag, verdamping, neerslagoverschot, zonneschijn, globale straling, luchtdruk, wind, relatieve voch- tigheid, mist, sneeuw en onweer. De kaarten van deze onderwerpen worden gevolgd door een beschrijving van 15 be- mande automatische waarnemingssta- tions, met tabellen van de normalen en extremen, en van 9 onbemande automa tische waarnemingsstations. Dat deel was in de vorige klimaatatlas niet opge- nomen, wel in het Normalenboek 1961- 1990. Bij de eerste editie waren de gemiddelde maandoverzichten de kenmerkende pre- sentatievorm, in deze editie geldt dat al- leen nog voor de duur van de zonne schijn, het neerslagoverschot of -tekort, de verdamping, de hoeveelheid neerslag, de maximale en minimale temperaruur en de gemiddelde maandtemperatuur. Voor de overige onderwerpen worden seizoenskaarten of jaarkaarten opgeno- men. In deze editie ontbreken kaarten van de lengte van het groeiseizoen en van de gemiddelde duur van de sneeuw- bedekking (wellicht zijn voor het laatste de aantallen waarnemingen te gering ge worden). Nieuw is de aandacht voor 'windchilf, voor globale straling en voor de klimaatverandering. Wat dat betreft had ik graag een vergelijking gezien met de kaarten uit de vorige atlas of - als dat niet mogelijk is vanwege verandering van de meettechnieken of waarnemings stations een verwijzing daarnaar. Zo lijken op de maandelijkse neerslagkaar- ten, vergeleken met de periode van 40 jaar terug, een aantal maanden gemid- deld zeker 20 mm meer neerslag te heb- ben; maart is een voorbeeld daarvan. Op p. 122 en p. 160 zijn kaarten opgeno- men van de bemande automatische waarnemingsstations; de verwachte kaart van de onbemande automatische waar nemingsstations ontbreekt bij de desbe treffende normalen, de locatie daarvan is trouwens wel te zien op p. 24. Voor de bemande waarnemingsstations worden grondsoort, Startdatum van de verschil- lende soorten waarnemingen, karakteris- tiek van de omgeving, hoogte boven nap, hoogte windmeetmast en foto van de locatie opgenomen. Hetzelfde, zon- der foto, geldt voor de onbemande sta tions. Voor de neerslagstations worden maand-, seizoens- en jaarnormalen van de hoeveelheid neerslag aangegeven. Kartografie: isolijnenkaarten en ondergrond De auteurs gaan in op de kwaliteit van de reeksen; dat hadden ze ook mögen doen over de kwaliteit van de kaarten. Bij de vorige editie waren er twijfels over de juistheid van de gebruikte interpola- tiemethoden, wat tot verschillende kar- tografische uitkomsten leidde; daarom hadden ze nu toegelicht moeten worden. De isolijnen zijn ingetekend op een on dergrond die bestaat uit de rivieren en waterwegen (wit uitgespaard) en provin- ciegrenzen (wit of zwart, afhankelijk van de kleurstelling). Wellicht was het ten behoeve van de orientatie zinvol geweest om in enkele gebieden die niet zo door waterwegen worden doorsneden wat plaatsstippen met beginletters te plaat- sen. Verder voldoet het goed. Kartografie: kleurgebruik De isolijnenkaarten zijn niet geconstru- eerd met verschillen in grijswaarde van hoge naar läge waarden, maar naar ver schillende kleuren om zones te kunnen identificeren - dat is van belang als je wilt weten welke waarden op een be- paald punt gelden, maar niet als je het globale verloop af wilt kunnen lezen. Soms zijn associatieve kleuren gebruikt, zoals bij de kaart van Nederland met de gemiddelde jaartemperatuur, waarbij Noord-Nederland blauw is van de kou en Zeeland rozig warm. Bij een maxima le variatie tussen die twee gebieden van 1,2 °C is dat beeld veel te extreem. Bij de gemiddelde maandtemperatuur is op de kaarten het aantal met kleuren on- derscheiden klassen verdubbeld vergele ken met de eerste editie, wat leidde tot de noodzaak extra kleuren te selecteren. Het gevolg daarvan is dat de logica van de eerste atlas (daar verliepen de kleuren van blauw voor koud, over groen en geel naar rood voor warm), nu door intro- ductie van een stel extra kleuren (een stel bruine kleurtinten) wordt onderbroken. Het komt nu herhaaldelijk voor dat op een kaartje donkerder tinten voor lagere waarden worden gebruikt dan lichtere tinten. Hetzelfde is ook bij de maand- kaarten over de aantallen uren zonne schijn het geval. Ook voor de kaarten met gemiddelde aantallen dagen met een bepaalde eigen- schap (p. 40), of voor de grootte van de temperatuuramplitude (p. 38) die kleu- renschaal van blauw naar rood te gebrui- ken is jammer. Op de kaarten over het neerslagoverschot/tekort zou het verschil tussen die twee ook duidelijker in de kleurstelling uit moeten komen. Op de kaarten worden de kleurvlakken van el- 2003-xxrx-i kaar gescheiden door een gerasterd con- tourtje dat vaak niet aansluit, waardoor ze wat rafelig overkomen. De interpretatie Wat deze atlas een geweidige meerwaar- de geeft ten opzichte van de vorige, afge- zien van de veel levendiger vormgeving en de handzaamheid, zijn de beschrij- vende commentaren. De patronen wor den in veel gevallen geduid en verklaard, wat de gebruikers duidelijk meer inzicht geeft. Zo worden als verklaringen voor de temperatuurverschillen aangedragen de temperende invloed van de grote wa- teroppervlakken, de breedteligging en het relatief warme water van de Noord- zee. Ter verklaring van de neerslagver- schillen zijn dat de hoogteligging (Hondsrug, Veluwe en Vaals hebben meer neerslag) en de grote Steden: bij die laatste wordt door de verwarming van de lucht en de daardoor ontstane instabili- teit van de luchr extra neerslag gegene- reerd. Er wordt verder verklaard waarom er in voorjaar en zomer meer neerslag valt dan in herfst en winter, en waarom er in het oosten meer sprake is van be- wolking. Hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen hoe sterker is de wind. Variatie in wind- snelheid ontstaat door wrijving aan het aardoppervlak door gebouwen en vege- tatie; er zijn zelfs beschuttingscorrecties uitgewerkr voor de waarnemingen van de windsnelheden om de invloed van plaatselijke afwijkingen door die wrij ving uit te schakelen. Cd-rom Tenslotte is er een cd-rom bijgevoegd voor het tijdvak 1971-2000, met dezelfde kaarren en diagrammen en tabellen als in de atlas zijn afgedrukt. De cd-rom biedt de mogelijkheid dit materiaal uit te printen. De mogelijkheid om een aan tal maandkaarten die in de vorige .editie wel en hier niet waren opgenomen ten behoeve van de vergelijkbaarheid op de cd-rom te zetten is niet benut. Er is dus sprake van een duidelijke ver- betering van de presentatie van de infor- matie, waarbij echter met betrekking tot het kleurgebruik minder gebruik is ge- maakt van de kartografische grammatica, hetgeen de interpretatie van sommige kaarten bemoeilijkt. Verder gaat het om een handzaam en plezierig geschreven en goed ge'illustreerd producr waar we het knmi mee moeten gelukwensen. F.J. Ormeling 39

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2003 | | pagina 45