De NVK en de kartografie-opleiding
in Nederland
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
ARTIKEL
F.J. Ormeling
kartografische opleidingen, achtergronden, overzicht TREFWOORDEN
carrographic training, background, survey KEYWORDS
formations cartographiques, information de reference, etude MOTS-CLES
De situatie vöör 1958
Als we de nvk achten opgericht te zijn
in 1958, dan is dat jaar een nuttige ijkda-
tum om na te gaan hoe de onderwijssi-
tuatie in de kartografie was voordat er in
verenigingsverband aandacht aan werd
besteed. Er waren in Nederland vöör
1958 een aantal grote rijksdiensten, zoals
de Topografische Dienst, het Kadaster
en Rijkswaterstaat, die hun eigen perso-
neel intern opleidden. Dat gold 00k
voor commerciele bedrijven met karto
grafische uitgaven zoals Wolters-Noord-
hoff, en evenzeer voor andere overheids-
bedrijven zoals de karteringsdiensten van
de grote gemeenten. Soms waren interne
opleidingen en examens streng geforma-
liseerd en gereglementeerd, zoals bij het
Kadaster, soms vond de opleiding plaats
in een veel losser verband: toen ik bij
Wolters-Noordhoff kwam werken kreeg
ik bijvoorbeeld in de avonduren les van
het hoofd van de tekenkamer, de heer
Bus. Veel van de kartografisch tekenaars
bij commerciele bedrijven hadden vöör
die interne opleiding al wel een grafische
school achter de rüg.
Op de Nederlandse universiteiten was er
vöör 1958 binnen het vak geografie, dat
in Amsterdam zowel bij de Gemeentelij-
ke als bij de Vrije Universiteit werd ge-
doceerd, evenals in Groningen, Nijme-
gen, Utrecht en Rotterdam, niet erg veel
ruimte voor kartografie. Er was over het
algemeen sprake van een inleidend Colle
ge over kaartprojecties. Die kaartprojec-
ties moesten dan 00k in een practicum
worden geplot, en in het kader van de
fysische geografie werd die stof uitge-
breid met wat karteringstechnieken. De
Studenten fysische geografie kregen van
Prof.dr. F.J. Ormeling is.
hoofd van de discipline-
groep Kartografie, Faculteit
Geowetenschappen,
Universiteit Utrecht,
Heidelberglaan 2,
3584 CS Utrecht,
[e] f.ormeling@geog.uu.nl
de kartografisch tekenaars onderricht in topografisch tekenen
en het construeren van blokdiagrammen. Van het fysisch-geo-
grafisch veldwerkgebied moesten immers kaarten worden ver-
vaardigd. De Studenten sociale geografie kregen een tekenprac-
ticum van twee weken, dat vooral gericht was op het visualise-
ren van kwantitatieve gegevens. Het tentamen Kartografie aan
de Universiteit Utrecht bij prof. Vening Meinesz bestond er
30 jaar lang uit, dat de kandidaten een atlas voorgelegd kregen
en dat ze dan zeggen moesten welke projectie er op de kaarten
gebruikt was. Als je goede ogen had kon je dat in goede atlas
sen 00k zelf onderaan de kaart aflezen. Groningen liep wat
achter, en toen ik daar in 1961 begon te studeren, en kartogra
fie kreeg van de als auteur bekende W.F.Hermans, bestond het
College nog alleen uit de constructieprincipes van een groot
aantal kaartprojecties. De verplichte literatuur bestond uit het
boekje van Vening Meinesz, Kort overzicht der Kartografie (fi-
guur 1), dat 00k praktisch alleen over kaartprojecties ging en
als terloops nog de topografische kaart noemde. Toen ik na
mijn kandidaatsexamen in 1964 als bijvak kartografie in
Utrecht bij prof. Koeman wilde gaan lopen, gal dat problemen
omdat men het in Groningen eerst niet als een volwaardig vak
maar siechts als vaardigheid erkende. Toen prof Koeman ver-
volgens beloofde dat hij voor het doctoraalexamen naar Gro
ningen zou komen, om de kartografie te examineren, werd het
volgen van de Colleges toch toegestaan en mocht ik eens per
week naar Utrecht alreizen.
AI meteen bij de oprichting van het Geografisch Instituut bij
de Rijksuniversiteit te Utrecht in 1909 was als buitengewoon
hoogleraar J.J.A. Muller (oud-majoor van de genie en voorma-
lig hoofd van de triangulatiebrigade van de Topografische
Dienst in Nederlands-Indie) aangesteld. Van 1909-1926 was
hij bekleed met de leeropdracht geodesie en kartografie. Hij
werd opgevolgd door de beroemde geofysicus F.A. Vening
Meinesz (1927-1957) met de leeropdracht geofysica, geodesie
en kartografie. Die werd op zijn beurt opgevolgd door Cor
Koeman die al in 1957 werd aangesteld maar pas in 1964 de be
loofde lectorspost kreeg, en in 1968 tot hoogleraar benoemd
werd, met de leeropdracht geodesie en kartografie. In 1981 ging
hij met emeritaat en in 1985 werd hij opgevolgd, door Orme
ling met alleen een opdracht voor Kartografie, terwijl in 1981
Günter Schilder op een persoonlijke leerstoel in de geschiede-
nis van de Kartografie werd benoemd. AI vanaf 1909 was er