kaartbulletin
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
2OO3-XXIX-3
De jonge vereniging vond dus een be-
schermende paraplu in een geestverwan-
te, gevestigde organisatie, het knag.
Geografie en kartografie zijn van ouds-
her hecht verbonden. Enerzijds vormt de
kaart in het geografisch onderzoek een
onmisbaar element, anderzijds kan de
kartografie pas goed gedijen door stimu-
lansen en impulsen van geografische zij-
de. Een maatschap tussen geografen en
kartografen scheen bij voorbaat voor bei
de partijen vruchtbaar. Bij sommige kar-
tografen-initiatiefnemers bestond echter
een zekere beduchtheid. Beroepskarto-
grafen, veelal van geodetische huize, en
kaarttekenaars zouden zieh minder goed
thuis gevoelen in een geografische ver
eniging en het knag zou wel belangstel-
ling hebben voor de geografische karto
grafie, in vee] mindere mate voor de to-
pografische kartografie en nauwelijks
voor de reproductietechniek. Voor hen
was het daarom duidelijk dat een grote
mate van autonomie nodig was voor een
vruchtbare symbiose.
Overigens werd met het laatste motief
het knag wel enig onrecht aangedaan!
Wie de moeite neemt om oudere jaar-
gangen van het Tijdschrift van het KNAG
in te zien, komt tot de verrassende ont-
dekktng dat de kartografie vanaf de be-
ginjaren juist veel aandacht heeft gekre-
gen. Laat I9e-eeuwse geografen wisten
best hoe belangrijk kaarten en atlassen
waren! Ook de interesse voor de topo-
grafische kartografie was sterk aanwezig.
Uit een door mij opgesteld overzicht van
publicaties over de topografische karte
ring van ons land vanaf 1800, met in het
totaal 175 items voor de periode tot 1958,
stonden er 40 in het Tijdschrift voor Ka-
uitgegeven door de Kartografische Sectie van het KNAG
Kaartbulletin 1974
daster en Landmeetkunde en maar liefst 30 in het Tijdschrift van
het KNAG!
Van grote betekenis werd de mogelijkheid om door een eigen
tijdschrift (nu ja, eigen?) een eigen gezicht te laten zien. 1958
was het geboortejaar van de Mededelingen van de Kartografische
Sectie, als vaste rubriek in het Tijdschrift van het KNAG en on-
der de naam Kartogafie als (goedkope) overdruk voor de leden
van de Sectie beschikbaar.
Ormeling sr. steh in 1968 dat de periodiek onder de (sub)re-
dacteur Koeman uitgroeide tot een wetenschappelijk tijd-
schrift(je) waarin overigens het hoofdaccent lange tijd bleef
liggen op de historische kartografie en de topografische karto
grafie in brede zin. Thematische kartografie was zwaar onder-
vertegenwoordigd. De subredacteur werd vanaf 1961 bijgestaan
door twee
secondanten: Ormeling en Geudeke. In 1969 werden zij verhe-
ven tot de officiele Status van lid van de subredactie.
In de behoefte aan een informeel huisorgaan ter verhoging van
de onderlinge band tussen de leden werd in 1961 voorzien door
de verschijning van Kaartbulletin, door Romein als 'briefwisse-
ling tussen Nederlandse kaartmakers' aangekondigd.
Het leek een versnippering van krachten, maar vanaf 1964 groei-
de Kaartbulletin - onder Karssen, Ras en Verroen - tot een pret-
tig leesbaar en informatief blad dat goed in de smaak viel.
Geven de vele afleveringen van de Mededelingen!Kartografie en
Kaartbulletin uit het eerste decennium van de georganiseerde
kartografie een goed beeld van deze tijd? Ormeling sr. zwaait
in 1968 alle lof toe aan het eenmansbedrijf Koeman, maar
plaatst de kritische aantekening dat historische en topografi
sche kartografie de hoofdtoon vormen [Ormeling, 1968]. Hij
waagt het zelfs de Mededelingen een orgaan van de Nederland
se overheidskartografie te noemen. Hiermee instemmend con-
stateer ik dat een en ander een goed beeld van die tijd geeft.
Het waren de gouden tijden voor de overheidskartografie met
de uitbouw van de topografische kaartseries en de voltooiing
van de grote thematische kaartseries die volop in de belangstel-
ling stonden. Echte thematische kartografie komt er bekaaid
af, maar de aandacht voor dit deelterrein was ook nog gering
en gekwalifieeerde auteurs waren er nog niet zoveel. Ormeling
achtte de tijd nog niet rijp genoeg. De oogst kon nog niet
worden binnengehaald.
De sterk specialistische artikelen en de traditionele opmaak
(verschaalde defdgheid noemde Romein het) ondersteunen
ook nog nauwelijks het grafische imago dat de kartografen
steeds meer wilden afstralen [Romein, 1973]. Ook Kaartbulle
tin was sterk gericht op de overheidskartografie. Daarnaast
vormde dit tijdschrift een welkome aanvulling op de Medede
lingen in het bereiken van de doelstelling: beter onderling con-
tact tussen kartografen. Wat vormgeving betreft was het even-
min een uitstraling van de grafische kracht van de kartografie.
Professionalisering los van de geografen
De tijden gingen veranderen. De analyse van Ormeling in
1968 klopte, maar zijn inschatting dat de tijd nog niet rijp was,
bleek te somber. Ik weet niet in boeverre hoofdredacteur Koe
man zieh in 1968 de woorden van Ormeling heeft aangetrok-
ken, maar het jaar 1969 zet in met een vertaald artikel van Ber
tin over de grafische taal in de kartografie! De inhoud van de
Mededelingen blijkt met de tijd mee te gaan: de afleveringen
vanaf 1968 tot 1974, het jaar van de grote scheiding, zijn nog
maar voor de helft gewijd aan topografische onderwerpen. De
19