KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
2OO3-XXIX-3
over de nieuwe behoefte aan digitale informatie en de nieuwe
technologie die in opmars is. In het Voorwoord van dat num-
mer spreekt voorzitter Bos over een nieuwe sprongsgewijze
verandering.
Gelukkig voor de potentiele analisten neemt Ormeling jr. in
1995 afscheid als hoofdredacteur en wordt een speciaal num-
mer van het KT aan hem opgedragen. Het wordt een tijd-
schrift over het tijdschrift. Verschillende auteurs gaan vanuit
hun vakachtergrond op reis längs de tijdschriften uit de Fer-
jan-periode. De ontwikkelingen op het betreffende vakgebied
worden gelegd tegen de manier waarop dat in de tijdschriften
tot uiting is gekomen. Ik wil bij dit nummer slechts enkele
kanttekeningen maken.
Koeman spreekt over een professionalisering van het redac-
teurschap [Koeman, 1995]. Hij geeft een zeer waarderend oor-
deel over het KT van de jaren 1980-1990 in vergelijking met de
afleveringen uit de beginperiode.
Verder steh hij dat een wetenschappelijk tijdschrift pas voldoet
aan de doelstellingen wanneer de inhoud een volkomen afspie-
geling geeft van de theorie en de praktijk van de kartografie.
Hij laat in het midden of dit voor het KT geldt. In de daarop-
volgende artikelen wordt dit meer dan goed gemaakt.
Het profiel van het tijdschrift wat door Piket wordt geschil-
derd geeft al enig uitsluitsel [Piket, 1995]. Hij schetst de rol
van het tijdschrift tegen de achtergrond van de ontwikkeling
in de relatie geografie - kartografie. Hij onderscheidt 3 fasen:
gelijk opgaan (tot i960) - divergeren (1960-1980) - converge-
ren (vanaf 1980). Zijn eindconclusie is dat de maatschappelijke
behoefte het integreren noodzakelijk maakt: de kartografie
dienstbaar voor de geografie (geo-informatievoorziening) en de
geografie hoede zieh voor doe-het-zelf kartografie.
Nog duidelijker wordt het in de kwantitatieve analyse van Arie
Kers [Kers, 1995]. Daaruit blijkt dat klassieke onderwerpen zo-
als geschiedenis van de kartografie, kaartbeheer en opleidingen
een goede spreiding door de tijd hadden. Kartografische vorm-
geving kende een hoogtepunt in de periode 1975-1990. Auto-
matisering Start rond 1985 en stijgt tot grote hoogte.
Ook de topografische kartografie toont een speciaal beeld
[Geudeke, 1995]. Ik ontdekte dat tot 1969 ruim 25% van de ar
tikelen op dit terrein lagen: vooral door beschrijvingen van de
activiteiten van de grote overheidsdiensten. Daarna treedt met
de voltooiing van de klassieke series en stagnatie in de techniek
een daling tot 10% in het aantal artikelen op. Nieuwe produc-
ten, nieuwe technieken, nieuwe behoeften en nieuwe gebruiks-
mogelijkheden, en vooral de (inter)nationale aanpak van de
geo-informatievoorziening leveren vanaf midden-jaren tachtig
een breed aanbod aan bijdragen op. De situatie na 1995 is nog
niet kwantitatief uitgewerkt. Een snelle scan van de registers
1995-2002 leert dat produetie, beheer en gebruik van geogra-
fische informatie tot grote hoogte is gestegen en dat het pure
kartografen-subject visualisatie heel goed uit de verf komt.
De toekomst
Nog enkele afleveringen resten ons tot de voltooiing van 17
jaargangen Mededelingen, 14 jaren Kaartbulletin en 29 jaargan
gen Kartografische Tijdschrifi. Het leeuwendeel komt voor re-
kening van het KT met 29 x 4 afleveringen, plus 3 extra num-
mers, plus een registerdeel. Hopelijk volgt nog een afsluitend
(liefst integraal) registerdeel voor de volledige kartografische
oogst van 1958 tot 2003.
Quo vadis...cartograaf? sprak de kartografische aartsvader Mi
chels in 1976. We kunnen de vraag herhalen: is kartografie nog
een professie? Men zegt dat de kartografie haar identiteit ver
liest. Automatisering nodigt uit tot eigen-wijze kaartenmakerij.
De integratie van het kartografische beroepsveld met de ver
warne velden van geodesie en remote sensing betekent een
nieuwe uitdaging om onze identiteit te hervinden en uit te
dragen. Een nieuwe kans en uitdaging voor toekomstige redac-
tieleden.
De bestaande redactie van het KT heeft met enkele redactie-
raadsleden (Geudeke en Van Elzakker) in 2001 gesproken over
de fusie van de verenigingen en de invloed ervan op de tijd
schriften.
Er wordt overwogen dat het samengaan veel voordelen geeft.
Het biedt de mogelijkheid om aan een groter publiek van po
tentiele ge'interesseerden relevante kartografische informatie
aan te bieden.
Ook wordt door samenwerking voorkomen dat we in dezelfde
vijver van potentiele auteurs en geo-onderwerpen staan te vis-
sen en komt er minder overlap in de inhoud van de tijdschrif
ten. Het samengaan moet niet leiden tot oppervlakkigheid:
een goede integratie is er een met behoud van specialisatie!
Tenslotte is het de vraag of de nieuwe vereniging bereid is om
zoveel te investeren in het tijdschrift als thans de nvk. De hui-
dige omvang en uitvoering van het KT komt sterk onder druk
te staan.
Redactie en redactieraad kwamen met de aanbeveling om het
KT niet onmiddellijk op te doeken en te laten opgaan in een
nieuw gezamenlijk tijdschrift la VI-Matrix dat te oppervlak-
kig zou zijn en te weinig diepgang zou hebben. Geadviseerd
werd tot een fasering waarbij in het begin de kartografisch-ge-
orienteerde leden de mogelijkheid zouden hebben zieh rond
een wetenschappelijk kartografisch tijdschrift te groeperen. In-
middels is besloten tot een gei'ntegreerd, gezamenlijk tijd
schrift van Geo-Informatie Nederland, wat voor het gezicht
naar buiten wellicht de beste oplossing is. Ook daarbinnen lig-
gen voldoende uitdagingen om het eigen karakter van de kar
tografie gezicht te geven.
In het eerder genoemde verhaal van Marten Toonder [Toon-
der, 1954] zijn Heer Ollie en Joost naar de oever gestuurd en
gaan ze te voet verder. Heer Bommel krijgt er plezier in:
"Het is aardig om zo regelrecht naar de toekomst te wandelen. In
het dagelijks leven komt men daar zo zelden toe, als je begrijpt wat
ik bedoel!" "Zeker, beer Olivier!" zei Joost. "Maar mag ik even op-
merken dat u iets te hard loopt? Op deze wijze gaat de tijd te snel!"
"Onzin!" zei heer Bommel krachtig. "Voor een heer die zieh naar
de toekomst rieht, gaat de tijd nooit te snel!"
Kartografen: wees uw identiteit gedachtig en rieht u op de toe
komst! Hier ligt een mooie taak!
Noot
Dit artikel werd als lezing gepresenteerd tijdens de Algemene
Ledenvergadering van 22 mei 2003.
Literatuur
Geudeke, P.W. (1975), Oprichtingsvergadering nieuwe kar
tografische vereniging. Kartografisch Tijdschrifi I.i, pp. 6-7.
Geudeke, P.W. (1995), FJO en de topografie. Kartografisch
Tijdschrifixxi.3, pp. 31-36.
Kartografisch Tijdschrift (1975), Kennismaken (redactio-
neel), Kartografisch Tijdschrifi I.i, p. y.
22