z
•n;
aMf' HtPjätfvhim: J
J)
K
f'n-v; "'".'.7
27
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
2OO3-XXIX-3
Figuur 4. Eengedeelte van een kadastraal minuutplan, Hof van Delfl-
Papsou [URL 2].
een stuk kunnen lezen van het bedrijf
Pictura Imaginis. Zij hebben een tech-
niek ontwikkeld waarbij niet-vlakke do-
cumenten in digitale bestanden om te
zetten zijn.
De belangrijkste kartografische lokalisa-
tiebron is het Kadaster met de kadastrale
minuutplans. Het Kadaster is in Neder-
land in 1832 ingesteld. Dit was vlak voor
een periode van grote landschappelijke
veranderingen die werden veroorzaakt
door ruilverkavelingen, industrialisatie
en urbanisatie. Dit betekent dat de oude
middeleeuwse structuren nog zichtbaar
zijn op de kadastrale minuutplans. Bin
nenkort zijn alle minuutplans te raadple- Figuur 5. Kaan van
gen via internet, dus als bron zijn de mi- Delflanddoor
nuutplans goed ontsloten [url 2]Cruiquius, 1712.
derzoeker enigszins geluk hebben om een dergelijke kaart te
vinden voor het betreffende onderzoeksgebied.
Het feitelijke lokalisatieproces gaat als volgt. Men zoekt over-
eenkomstige punten die voorkomen op de oude, topografi-
sche, kaart en de moderne kaart. De oude kaart wordt nu op
de geometrisch correcte plaats op de moderne kaart gelegd. De
percelen, die op de oude kaart vaak makkelijker zijn terug te
vinden dan op de moderne, worden ingetekend op de oude
kaart. Door nu de oude kaart als laag weg te halen en te ver-
vangen door de laag met de moderne kaart, liggen de percelen
gelijk op de juiste positie op deze moderne kaart.
GIS als hulpmiddel bij nauwkeurigheidsbepalingen
Voor gebruikers van oude kaarten is het van belang de nauw-
keurigheid van de oude kaart te weten [Storms, 2001]. gis kan
een rol speien bij de nauwkeurigheidsanalyse van het kaartma-
teriaal, met name de geometrische nauwkeurigheid. Dit kan
op drie manieren geheuren:
In de meeste kaartboeken staan de oppervlakten van de afge-
beelde percelen, in roeden, gegeven. Een gis kan de opper-
vlakte van een perceel berekenen. Door de vergelijking van
de berekende en gemeten oppervlakte kan een uitspraak ge-
daan worden over de nauwkeurigheid van het perceel.
De nauwkeurigheid kan 00k bepaald worden binnen het
proces van geocoderen. De oude kaart wordt gelegd over de
moderne. Wanneer de (perceels)grenzen niet over elkaar Val
ien, is er sprake van een bepaalde mate van onnauwkeurig-
heid. De afstand tussen dezelfde grens op de oude en nieuwe
kaart kan 00k weer worden gemeten. Overigens kan door
middel van rubber-sheeting de oude kaart exact op de goede
locatie worden neergelegd. De oude kaart wordt dan uitge-
rekt of ingedrukt. Dit proces is bij het werken met oude
kaarten niet aan te bevelen, omdat er teveel informatie verlo
ren gaat. Beide bovenstaande methoden werken alleen goed,
Andere belangrijke lokalisatiebronnen
zijn de vroege, kleinschalige, topografi-
sche kaarten. In het bijzonder zijn dit de
Topographisch Militaire Kaart (tmk) uit
circa 1850 en de Chromotopografische
Kaart (Bonneblaadjes), de eerste in kleur
gedrukte kaartreeks uit circa 1890. De
tmk heeft een schaal van 1:50.000 en de
Chromotopografische Kaart heeft een
schaal van 1:25.000, welke deze kaarten
wat minder geschikt maken voor het lo-
kaliseren van percelen dan de kadastrale
minuutplans. Beide kaartseries zijn in
facsimile uitgegeven en daardoor goed
toegankelijk.
Een derde groep belangrijke kartografi
sche lokalisatiebronnen zijn de regionale
topografische kaarten of kaartseries. Een
voorbeeld hiervan is de kaart van Cru-
quius van Delfland uit 1712 (figuur 5).
Dit is de eerste kaart waarop een relatief
groot gebied is weergegeven op een
schaal van 1:10.000. Omdat de vervaar-
diging van deze soort kaarten een sterk
regionaal karakter heeft, moet een on-
SS3ES
i- e ikW -
i i
i-i<i
1 f.-rVW 1 1: >'?-"■
.r* - 4 7'-'^®*
V r'-Ii' i'