Toegespitst op de schoolatlas vereisen producten voor de alge- mene publieksmarkt en verschillende soorten onderwijs (havo/vwo, vmbo, basisschool) duidelijk afwijkende product- concepten. De voor het productgebruik relevante eigenschap- pen van de doelgroep moeten bekend zijn: er moet een profiel worden gemaakt van een 'standaard-consument'. De manier waarop (kaart)informatie het best aan de consument kan wor den aangeboden is sterk afhankelijk van diens leeftijd en ken- nisniveau. Hoe complex mögen de kaarten zijn? Moet de pre- sentatie speels zijn, of juist zakelijk? In welke volgorde moeten de kaarten worden aangeboden? Wordt het product thuis ge- bruikt of op school? Zelfstandig of onder begeleiding van een docent? Alleen tijdens de les of ook bij examens? Moet de in- houd aansluiten bij een specifiek eindexamenprogramma? De basiscontouren van een atlasconcept worden door de op- drachtgever (uitgever) in het allervroegste Stadium van de pro- ductontwikkeling vastgelegd in een uitgeefplan. Het uitgeef- plan bevat specificaties op verschillende niveaus: de atlas als geheel (doelgroep, mate van complexiteit, om- vang, gewenste regionale en thematische inhoud, budget); de afzonderlijke pagina (hoofdthema of regio-aanduiding plus beelduitsnede, budget); de afzonderlijke kaart of grafiek (titel, beoogde boodschap). Wat ook de inbreng is van de redactie bij de totstandkoming van het concept, de redacteuren zullen zieh bij alle verdere re- dactionele keuzen bewust moeten zijn van de overwegingen die aan dit totale concept ten grondslag liggen. Probleemanalyse Wanneer de randvoorwaarden zijn vastgelegd en tevens be kend is wat het onderwerp moet worden van een pagina, een kaart of een grafiek, moet de redacteur-kartograaf zieh verdie- pen in de vraag wat hij wil laten zien. Het onderwerp moet worden geconcretiseerd tot een vraag waarop datgene wat uit- eindelijk zal worden afgebeeld een zo helder mogelijk ant- woord verschaff. De kaart is de presentatie die zieh bij uitstek leent voor het verduidelijken van ruimtelijke (geografische) ef- fecten, samenhangen en processen. Waar andere dan ruimtelij ke verbanden, bijvoorbeeld temporele, moeten worden ge- toond volstaan grafieken en diagrammen. Hoewel de opname van een thema in een atlas vooronderstelt dat de aard van het te behandelen probleem duidelijk wordt zo gauw de verschillende aspecten van het probleem in hun geo grafische context worden getoond, is dit niet iets wat bij voor- baat vaststaat. De redacteur moet vöör hij een kartografische oplossing zoekt zichzelf als geografisch onderzoeker op de hoogte stellen van de wäre toedracht van datgene wat hij moet verhelderen. Een praktijkvoorbeeld maakt dit duidelijk. Voor een nieuwe Grote Bosatlas (1998) moet een enkele pagi na worden gevuld ter verduidelijking van het klimaatverschijn- sel El Nino. El Nino wordt in de media geassocieerd met uit- eenlopende natuurrampen en alle mogelijke kommer en kwel. Maar wat is het nu precies, en wat kunnen we er, op een atlas- pagina, over laten zien? Een zoektocht leert dat het een perio- diek optredend verschijnsel is waarbij op tropische breedten in plaats van de gebruikelijke oostelijke passaatwinden een krach- tige westenwind overheerst. De oorzaken zijn weliswaar nog niet volledig begrepen, maar de klimatologische kettingreacties die het verschijnsel oproept zijn onmiskenbaar. De redacteur rieht zieh op dat gedeelte van de oorzaak-gevolg keten dat zieh in zijn ogen het beste leent voor een aardrijkskundeles. Het abstracte verschijnsel El Nino blijkt tastbaar te kunnen wor den gemaakt aan de hand van een serie sequentiele satelliet- beelden die de ontwikkeling van de watertemperatuur aan de oceaanoppervlakte weergeeft. Een tweede schakel in de oor- zaak-gevolgketen, de verstoring van het normale neerslagpa- troon, kan werelddekkend kartografisch in beeld worden ge bracht. Een gebied waarin deze verstoring maximaal is - de In donesische archipel en het aangrenzende vasteland van Zuidoost-Azie - kan als voorbeeld dienen om een aantal meer indirecte gevolgen te lokaliseren: bosbranden, vanwege de rook gesloten luchthavens, catastrofale overstromingen en door droogte en bevriezing veroorzaakte hongersnood. Bronnenevaluatie en -bewerking Waar kwantitatieve gegevens moeten worden verzameld voor een groot aantal verschillende (administratieve) gebieden, zijn compatibiliteitsproblemen aan de orde van de dag. Niet alleen levert de combinatie van gegevens uit verschillende bronnen vaak grote moeilijkheden op, ook statistische informatie die centraal door internationale organisaties wordt verzameld dient terdege te worden geevalueerd. Veelal betreff het hier na- melijk secundaire bronnen, die zelf weer van informatie wor den voorzien door verschillende nationale instanties. Vergelij- king van (officiele) werkloosheidscijfers tussen verschillende landen is bijvoorbeeld weinig zinvol vanwege de uiteenlopende definities van 'werkloos': in een land waar iemand slechts werkloos is wanneer hij zieh als zodanig laat registreren, en het geen nut heeft of zelfs nadelig is als werkloos geregistreerd te staan, zal de officiele werkloosheid verblüffend laag zijn in ver- gelijking met de situatie in een land waar inschrijving als werk- loze recht geeft op arbeidsbemiddeling en een uitkering. Evaluatie van broninformatie moet de kaartredacteur behoe- den voor missers. Daarnaast blijft het een persoonlijke afwe- ging of gezien de aard en definitie van de beschikbare gegevens een resulterend beeld nog zinvol is of niet. Zo vormen Egypte en Libie het donkergroene brandpunt van het kaartje 'Herbe- bossing' in de J2e editie van de Grote Bosatlas: het jaarlijks ge- middelde herbeboste gebied bedroeg daar in de periode 1990- 2000 meer dan 2% van het bestaande bosareaal, dat te ver- waarlozen was. Hoe vreemd de groene kleur van de gerenommeerde woestijnstaten ook overkomt, de vragen die deze oproept kunnen eenvoudig worden beantwoord. Wan neer het beeld correct is, hoeft het geen nadeel te zijn - denk aan de educatieve doelstelling! - dat het provocerend is. Kaartinhoud Nog vöör het kartografische ontwerp wordt vervaardigd, moet er een aantal keuzen worden gemaakt met betrekking tot de inhoud van de kaart, voorzover deze niet reeds als randvoor waarden in het concept zijn vastgelegd. In het geval van een schoolatlas moet voor elke kaart worden vastgesteld: de omvang van het weer te geven gebied; de schaal van kartering; de projectie en het af te beeiden graadnet; de geografische begrenzing van het af te beeiden gebied; de thema-inhoud van de basiskaart (de 'achtergrond'); de weer te geven administratieve indeling; de behandeling van het 'bijgebied'. 78

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2003 | | pagina 4