■■n
Geological Survey of India
t
■SB
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
maken en worden de dykes op grootschalige kaarten vaak door
vlaksymbolen weergegeven. Verder worden dikwijls complexe
lijnsymbolen gebruikt, waarmee zowel her verschijnsel kan
worden gelokaliseerd en herkend (bijvoorbeeld een plooiing),
als ook aanvullende informatie wordt gegeven over de eigen-
schappen (zoals richting en Status van de geplooide formaties).
Wanneer de gegevens weinig betrouwbaar zijn worden deze
weergegeven door onderbroken of gestippelde lijnsymbolen.
De kleuren van punt-, lijn- en vlaksymbolen worden met zorg
gekozen om te zorgen dat alle eenheden goed te onderscheiden
zijn. Over het algemeen is er een chorochromatische kaart als
basis met daarop nominale punt- en lijnsymbolen. (figuur 6).
Door kleurgebruik worden plooiingen en dykes enerzijds on
derscheiden van contacten en breuken. Daarbij worden be-
staande conventies gevolgd, zoals: breuklijnen zijn altijd rood;
opschuivingen worden weergegeven door asymmetrische zaag-
tandlijnen; voor structurele eenheden worden speciale geologi
sche asymmetrische geometrische Symbolen gebruikt; rood en
oranje zijn gereserveerd voor vulkanische gesteenten, roze voor
metamorfe gesteenten enzovoorts.
ledere legenda-eenheid wordt, behalve door kleuren en/of Sym
bolen, gewoonlijk ook aangegeven door een alfanumerieke
code. Deze code is een combinatie van een of twee hoofdletters
(uit het Griekse alfabet) die de ouderdom van de eenheid aan-
geven, gevolgd door een of meer onderkastletters voor de litho-
logie. Dit is een conventie die door de hele geologische wereld
gevolgd wordt, om de kaart beter interpreteerbaar te maken.
Visuele variabelen
In geologische kartering worden voor
puntsymbolen over het algemeen de vi
suele variabelen kleur, vorm, grootte en
richting gebruikt. Voor lijn- en vlaksym
bolen worden kleur en vorm het meest
gebruikt (figuur 7). Zo worden bijvoor
beeld kalksteengebieden weergegeven
met een baksteenpatroon, zandsteen met
een stippelpatroon en leisteen met arce-
ringen. Soms worden kleur en vorm ge-
combineerd. Kleur wordt in dat geval
gebruikt om de gesteentegroepen te on
derscheiden, en vorm voor de individu-
ele gesteenten binnen de groepen. Ook
hier wordt niet altijd de kartografische
grammatica strikt gevolgd; zo wordt
voor de stratigrafische eenheden kleur
gebruikt, terwijl deze data ordinaal is.
Geologische kaarten waarin slechts lijnen
en Symbolen in zwart-wit worden ge
bruikt, zijn nog veel te zien in tijdschrif-
ten (vanwege de kostenbesparing), maar
zijn niet gebruikersvriendelijk. Kleur is
verreweg de meest gebruikte visuele va-
riabele en aangezien de geologische data
voornamelijk nominaal van aard is, waar-
bij dus associatieve perceptie gewenst is,
worden voornamelijk chorochromatische
kaarten en nominale punt- en lijnsym-
boolkaarten gebruikt. Er zijn vier metho-
den om kleur voor vlaksymbolen te kie-
zen in de geologie [Maltman, 1998]:
Esthetische keuze\ Hierbij worden kleu
ren gekozen die er fraai uitzien, voorna-
Z003-XXIX-4
melijk voor losstaande kaarten (minder vaak voor kaartseries,
omdat het moeilijk is om de nogal arbitrair gekozen kleuren-
schema's toe te passen op een hele serie).
Keuze op basis van stratigrafic. Hierbij krijgt elk stratigrafisch
systeem zijn eigen kleur (waarbij rood en oranje zijn gereser
veerd voor vulkanische gesteenten en roze voor metamorfe
gesteenten) en waarbij voor jonge naar oude Systemen een
kleurschaal gebruikt wordt van lichte naar donkere kleuren.
Hierbij treedt soms het ongewenste effect op dat grote delen
van de kaart gevuld worden door oude gesteenten en dus
donkere kleuren.
Keuze op basis van feitelijke gesteentekleur. Ofschoon dit op
zieh een bruikbare methode is, resulteert het soms in donke
re, sombere kaarten die moeilijk leesbaar zijn.
Conventionele keuzeDe standaard geologische kleurkeuze is
blauw voor kalksteen en kalkafzettingen, rood voor graniet,
donkergroen of paars voor basische en ultrabasische rotsen
en licht creme voor alluviale en andere oppervlakkige afzet-
tingen.
Er is momenteel geen internationale consensus over kleurge
bruik. GSi volgt voor haar kleinschalige kaarten de systematiek
van de cgmw (Commission for the Geological Map of the
World; http://www.wgmw.org), die gebaseerd is op stratigrafi
sche ouderdom. Maar voor de grootschalige GQM-serie is er per
kaartblad een aparte oplossing, die vaak uit een combinatie
van de bovengenoemde methoden bestaat.
India is een van de weinige landen waar materialen dagzomen
uit de hele geologische tijdschaal, van het Pre-Cambrium tot
het Kwartair (figuur 8). Het is heel moeilijk de samenhang te
vinden tussen de verschillen spatio-temporele geologische pro-
11
Quacemary
rm
Tertiary
Jurassic Pateocene «ofcamcs
Mesozoic
Up Pafceozoic-Lr Cretaceous canmm
m
EZZ3
Up Pateozoe-Lr Mesozoic of M»rrvals
aya*
Lr Pateozoic
4
0BB
Up Proterazoic
i. 1
Lr-MW Praterozaie
m
Archaeart-Proterazoic Gmess/Gramri
iles
Gfarwtes
Figuur 8. Gegeneraliseerde geologische kaart van India met chronostratigrafische eenheden.
25