KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
2OO3-XXIX-4
Een reactie van de opdrachtgevers
Niet hardop uitgesproken, maar wel degelijk gedacht, was de
ambitie van de kaartenmakers bij het Directoraat Generaal
Ruimte van het Ministerie van vrom om de ultieme onder-
legger te maken voor de kaartbeelden waarmee het verhaal
van het nationale ruimtelijke beleid wordt verteld. Drie ont-
wikkelingen stonden aan de wieg hiervan:
de groei van 'eigen' ruimtelijke kaartbeelden bij vrom en
andere departementen,
de toenemende vraag naar uitwisselbaarheid en dus stan-
daardisatie,
de nieuwe mogelijkheden, gegeven door de snelle groei
naar volwassenheid van de computerkartografie.
Hierdoor ontstond een vraag naar kaartbeelden, die de ver-
schillende partners in het beleidsproces zouden kunnen de-
len: standaardondergronden op een beperkt aantal voor het
rijksbeleid relevante schaalniveaus.
De ambitie bestellend tot kaartbeelden die in 80% van de
gevallen bruikbaar zijn is buro Nieuwe Gracht gevraagd te
onderzoeken of een dergelijke standaard kon worden ont-
wikkeld: welke legenda-eenheden daarbij zouden moeten
worden gehanteerd en met welke robuustheid deze op de
kaart zouden moeten worden gezet.
De opdrachtgevers regelmatig verrassend met verdergaande
bevindingen dan waar zij op rekenden (bijvoorbeeld over
korrelgrootte, informatiedichtheid en over het verband tus-
sen Gis-databeheer en kartografisch ontwerpen), presenteer-
den de onderzoekers in mei het eindrapport, dat de op
drachtgevers met graagte hebben geaccepteerd. Die instem-
ming was (hoe kan het anders) voor 80% klakkeloos: twee
opmerkingen hebben zij zieh veroorloofd:
hoe jammer dat het internationale niveau, Nederland in
(Noordwest-)Europese context, ontbreekt. Een omissie,
waar de opdrachtgevers zelf in hoge mate verantwoordelijk
voor zijn, maar die goed onderwerp zal kunnen zijn van
een vervolg op dit onderzoek.
In het op poten zetten van een servicebureau kaartbeelden
zien de opdrachtgevers vooralsnog geen heil. De achterlig-
gende gedachte (uitwisseling van gegevens, standaardisering
van informatie enz., dezelfde die tot het DURP-project (Di
gitale Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen) hebben geleid)
blijft overigens daarmee onverlet. Dat over kaarten naar
vorm, beeldtaal en inhoud waar mogelijk afspraken worden
gemaakt is zeer wenselijk. Maar voor het opzetten van een
nieuwe ambtelijke organisatie, of zelfs maar voor het beheer
van een makkelijk te raadplegen en leeg te plukken kaarten-
databank, ontbreken bij vrom eenvoudigweg de tijd en
middelen.
Deze opmerkingen mögen echter niet verhüllen dat het eind-
resultaat een doelgericht en praktisch inzetbaar eindproduet
is geworden, dat nu zo concreet mogelijk gehanteerd wordt
bij de ontwikkeling van kaartbeelden van de Nota Ruimte.
Begin volgend jaar zal deze worden gepresenteerd.
Wij wensen u veel kijk- en leesplezier met de op de cd bijge-
voegde PDF-versie van het rapport.
Douwe Schenk
Erik Meerburg
Ministerie van VROM/DG Ruimte
35