47
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
werk en een restaurant. Op de afgebeel-
de schaal staan de stations voor 'geen be-
weging', maar als men de schaal zou ver-
groten zou er wel degelijk beweging
zichtbaar zijn, immers in een zwembad
of op het werk zit men ook niet stil. Bo-
vendien is men daar veelal niet alleen en
dit samenzijn resulteert in het samenval-
len van verschillende ruimte-tijd-paden,
zogenaamde 'activiteiten bundels'. De
niet-verticale lijnen duiden op beweging,
waarbij geldt: hoe steiler hoe sneller. Het
ruimte-tijd-pad kan op een kaart op de
bodem van de kubus worden geprojec-
teerd, hetgeen resulteert in een voetaf-
druk van het päd. Een ander belangrijk
concept in de theorie van de tijd-geogra-
fie is de ruimte-tijd-prisma, die schema-
tisch is weergegeven in figuur ic. In de
kubus begrenst het prisma het volume -
in ruimte en tijd - dat een persoon in
een bepaald tijdsinterval, beginnend en
eindigend op dezelfde locatie, kan berei-
ken (bijvoorbeeld: je actieradius tijdens
lunchtijd). Het uiterste bereik wordt de
'potentiele-pad-ruimte' genoemd en de
projectie hiervan op de kaart het 'poten-
tieel-pad-gebied'. In figuur ic is het ge-
bied weergegeven door een cirkel, aan-
nemende dat men iedere locatie aan de
rand van de cirkel kan bereiken. In de
praktijk zal dit niet altijd mogelijk zijn,
bijvoorbeeld omdat het wegenpatroon of
de verkeersintensiteit dit niet toelaat.
Tijdens de jaren zeventig en tachtig van
de vorige eeuw zijn de theoretische con-
cepten van de tijd-geografie verder uitge-
werkt door Hägerstrand's onderzoeks-
groep in Lund, Zweden [Lenntorp,
1976; Hägerstrand, 1982]. De theorie
heeft ook de nodige kritiek ontvangen,
onder andere van Pred [1977], die in zijn
artikel een goede analyse van de theorie
geeft en deze samenvat als: 'het raam-
werk van de tijd-geografie is tegelijker-
tijd ontwapenend eenvoudig in compo-
sitie en complex in ontwerp'. Als belang-
rijkste bijdrage van de theorie ziet Pred
het feit dat het de geografen enige af-
stand doet nemen van het alleen bena-
drukken van ruimtelijke apecten door de
factor tijd erbij te betrekken en het bij-
zondere aandacht schenkt aan de mens.
Recentelijk beschreef Miller [2002] in
een hommage aan Hägerstrand dat er
een verschuiving plaatsvindt van een
'plaats-gebonden-perspectief (zoals in
ons traditionele gis) naar een 'mens-ge-
bonden-perspectief (de tijd-geografie).
De eenvoud van het concept van de
ruimte-tijd-kubus is maar ten dele waar,
zeker als men kijkt vanuit een visualisa-
tieperspectief. Interactieve visualisatie-
omgevingen zijn eigenlijk niet voorhan-
Figuur 1. De ruimte-
tijd-kubus:
a. Ruimte-tijd-pad
van de auteur op een
willekeurige donder-
dag in Enschede.
b. De basiselementen
van de kubus: een
ruimte-tijd-pad
(RTP) en de bijbehü
tende voetafdruk. De
verticale lijnen repre-
senteren de tijd dat
een persoon op dezelf
de locatie verblijfi.
Deze locaties worden
'stations 'genoemd.
c. Een ruimte-tijd-
prisma geeft de loca
ties aan die vanuit
een bepaaldpunt be-
reikt kunnen worden
(de potentiele-pad-
ruimte). De projectie
van dit prisma resul
teert in een potentieel-
pad-gebied op de
kaart.
den. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat het kubusconcept
sinds het einde van de jaren zestig maar zo sporadisch gebruikt
is. Overigens zijn door de tijd heen wel vele potentiele sociaal-
geografische toepassingsvelden beschreven, maar een duidelij-
ke opleving van de interesse in de kubus is iets van de laatste
tien jaar. Zo heeft Miller [1991; 1999] het principe toegepast
om de toegankelijkheid van een stedelijke omgeving te meten.
Kwan [1998; 1999] heeft het concept gebruikt om het verschil
in toegankelijkheid tot voorzieningen bij verschillende etni-
sche groepen in de Amerikaanse samenleving en het verschil
tussen man en vrouw te bepalen. Forer heeft een interessante
gegevensstructuur ontwikkeld gebaseerd op 'taxels' (tijdsvolu-
men). Dit maakte het mogelijk het ruimte-tijd-prisma in de
kubus te integreren [Forer, 1998; Forer Huisman, 1998].
Hedley et al. [1999] creeerden een applicatie in een Gis-omge-
ving waarbij de blootstelling aan radioactieve straling werd be
paald.
Zoals eerder beschreven hebben nieuwe methoden om gege-
vens in te winnen de interesse in de tijd-geografie en de ruim
te-tijd-kubus een nieuwe impuls gegevens. Recente voorbeel-
den zijn beschreven door Mountain en zijn collega's [Dykes
Mountain, 2003; Mountain Raper, 2001]. Zij bespreken de
methodieken om gegevens te verzamelen via mobiele telefoon,
GPS en op locatie-gebaseerde diensten en suggereren een visu-
eel analytische methode om met de verzamelde gegevens te
kunnen werken. Het ruimte-tijd-pad of de geografische levens-
lijn zoals deze door Hornsby en Egenhofer [2002] wordt ge
noemd, is het onderwerp van een Studie naar bewegende ob-
jecten. Andrienko et al. [2003] hebben het concept gei'nte-
greerd in hun Common-Gls-software. Omdat de getoonde
visualisaties in de literatuur nogal ad hoc van aard zijn, pro
beert dit artikel de visualisatiemogelijkheden systematisch te
ordenen.
Geovisualisatie
Tijdens Hägerstrand's actieve loopbaan, het tijdperk voor het
bestaan van geografische informatiesystemen, waren de papie
ren kaart en statistieken waarschijnlijk de belangrijkste gereed-
schappen van onderzoekers bij het bestuderen van ruimtelijke
gegevens. Om met die gegevens te kunnen werken zijn allerlei
analytische en kartografische technieken ontwikkeld, waaron-
der de hier besproken tijd-geografie. Veel van deze ideeen zijn
overigens terug te vinden in de huidige Gis-pakketten. Van-
daag de dag biedt een gis de onderzoeker een veelzijdige digi-
restaurant
thuis
07:55^
2OO3-XXIX-4
MÖ's voetaMruk