kaartenserie Atlas van Nederland. Kortom: weet
(bijna) alles van kaartondergronden.
Het interview
Het interview is aan de hand van een aantal specifieke
items gevoerd.
a. Over (digitale) Basiskaarten
Deze worden nog steeds via luchtfoto's en terreinver
kenningen getekend en gedigitaliseerd met de 10.000
als basis voor de 25, de 50, de 100, de 250 en de
500-duizend kaartseries. Begin jaren 90 is naast de
papieren kaartserie ook de digitale versie uitgekomen:
de 'Top10Vector', de 'Top10Wegen' en de raster-
versies ervan. Het had een ingrijpend gevolg voor
het reproproces: computerrepro kwam in de plaats
van (bij de topdienst toen al niet meer aanwezige)
steendruk en offset, waardoor de hele reproductie
afdeling nu is verdwenen.
Men verkeert nu in de overgang van TOP10vector
en Top10Wegen naar de objectgerichte en geïnte
greerde TOP10NL met een veel grotere functionaliteit
en veel meer toepassingsmogelijkheden. (Zie ook ka
der 'van TOP10vector naar TOP10NL' hoofdstuk 5).
De geografische objecten zelf worden geselecteerd,
gevuld en getekend door de Topdienst. Het toekennen
van waarden en het bepalen van de relaties tussen
objecten gebeurt door een GIS-toepasser.
Let op: de topografische dienst legt géén GIS-bestan-
den aan. Dat doen 'derden', gebruik makend van
diverse soorten GIS-programma's. De topdienst levert
de vectorbestanden voor GIS-toepassingen daarom
aan in de verschillende benodigde bestandsformaten,
zoals shapefile voor ArcGIS etc. De objecten uit het
vectorbestand kunnen dan (apart of gegroepeerd)
gebruikt worden om er GIS-waarden (de 'attributen)
aan toe te kennen en aan geografische coördinaten
te koppelen, zoals 'plangrens', 'leiding' 'EHS', 'hoog-
stedelijk gebied', 35 Ke contour' etc.
b. Generalisatieproblemen (zie ook fig. 3.4, het
voorbeeld Leende)
Automatische generalisatie dient twee doelen: kaart-
productiekosten verlagen en een schaalloos bestand
kunnen aanleveren. Volledige automatische genera
lisatie is (nog) niet mogelijk, maar zal waarschijnlijk
ook nooit 100% lukken, omdat dit ook afhankelijk is
van het doel van de kaart én van subjectieve keuzen.
Voor de huidige verschaling van kaarten (10, 25, 50,
100, 250 en 500) zijn er zeer strakke generalisatie
afspraken, maar geef 10 cartografen van de topdienst
de opdracht dezelfde 10.000 naar een 50.000 over
te brengen, dan is geen van de kaarten volledig gelijk.
Zouden de regel wel sluitend zijn, dan zou de automa
tische generalisatie een fluitje van een cent zijn
Voor digitale vereenvoudiging van bijvoorbeeld hoog
telijnen bestaat al een algoritme. Bij vlakken bestaat
de keuze uit weglaten, samenvoegen en/of vereen
voudigen. Bij lijnen (zoals wegen) gaat het om weg
laten (als er vooraf een hiërarchie is ingebracht), ver
breden en zorgen dat ze naast in plaats van over
elkaar komen te liggen. In 90% van de gevallen lukt
dit wel, in 10 procent is cartografische keuze nodig.
Het grootste probleem is echter dat per laag men
nog een heel eind komt met automatische generali
saties, maar dat er de meest vreemde dingen gebeurd
blijken te zijn als de lagen weer over elkaar worden
gelegd. De vele honderden lagen en de ingewikkelde
hiërarchie in een topkaart maken het niet mogelijk op
afzienbare termijn hiervoor überhaupt een sluitend
generalisatiesysteem te ontwikkelen.
Door het ITC wordt onderzoek verricht naar de omslag
punten van weergave als 'los object', 'samengevoegd',
'simpele punt of lijnaanduiding' tot 'weggelaten' of
De TOP10vector en MC Sharry
95
de legenda van nederland
De uitvoering van de EU-braakleg-regeling, ingevoerd
in de beginjaren 90, vereiste een zeer gedetailleerd
registratiesysteem. Immers alle relevante agrarische
percelen (inclusief ligging, eigendom en grootte) dienden
in kaart gebracht te zijn als grondslag voor de be- en
verrekeningen. De net uitgebrachte TOP10vector van
de Topografische Dienst bracht uitkomst. Van alle
agrarische percelen in dat bestand werd het midden
berekend en het oppervlak van het polygoontje dat de
kavel vertegenwoordigde. Deze gegevens werden
verbonden met de (individuele) agrarische bedrijfs
gegevens. Deze gegevens gingen ter controle en voor het
aangeven van het teeltplan naar de boeren. In korte tijd
is daarmee een registratiesysteem opgezet dat zowel
voor de individuele boeren als de beleidsinstanties snel
en effectief te bedienen was. In de loop der jaren is dit
systeem als Basisregistratie Percelen verder uitgewerkt
voor vele andere agrarische regelingen (mestwetgeving,
MINAS, quotering, perceelrandenbeheer etc.).
Landbouw is nu in feite de grootste afnemer van de
Topografische Dienst.