de legenda van nederland
Hoofdstuk 3 Legenda, schaal en
Vooraf
Een goede kaart is het product van discipline, vakken
nis, ambachtelijkheid en creativiteit en beantwoordt
volledig aan het gestelde doel. Kwaliteit valt te zien,
te bediscussiëren en na te volgen. Maar het blijkt niet
mogelijk alle kenmerken van een goede kaart zodanig
uiteen te rafelen dat daaruit eenduidige eisen zijn af
te leiden die in een rechte lijn tot een perfecte kaart
leiden. Het analyseschema uit het vorige hoofdstuk
is een hulpmiddel, geen mechanisch model of ontwerp
voor een computerprogramma voor het genereren
van kaarten. Net als bij boeken, schilderijen of - beter
eigenlijk - handleidingen is er ook een te duiden maar
niet te meten factor die ervoor zorgt dat het product
duidelijk boven de middelmaat uitstijgt. Aandacht,
liefde, vakmanschap en je kunnen inleven in de gebrui
ker zijn aspecten daarvan. Niet voor niets overigens
wordt de vergelijking met handleidingen gemaakt.
De cartografie in de ruimtelijke ordening is een dienst
bare, toegepaste kunst, een kunde eigenlijk. Het komt
voor dat kaarten tot kunstwerken uitgroeien, maar de
overgrote meerderheid van de RO-kaarten heeft een
beleidsondersteunende rol. Ook dan kan je echter
pijnlijk getroffen worden door zielloze prints bij lappen
tekst (zie de meerderheid van de MER'en,) maar ook
gelukkig worden van een fraai vormgegeven en hel
dere serie kaarten die tekst bijna overbodig maken.
Dat een goede kaart mede uit ongrijpbare factoren
ontstaat, ontslaat ons niet van de plicht de wel benoem
bare cartografische aspecten die een rol spelen bij
het maken van kleinschalige beleidskaarten eens
nader onder de loep te nemen.
In dit hoofdstuk wordt - al rondcirkelend, een rode
draad is niet echt herkenbaar - in de vorm van een
aantal beschouwingen een probleemverkenning uit
gevoerd naar een aantal cartografische ins and outs
die van belang zijn voor kaarten op (boven)regionale
schaal, met name van kaartondergronden. De wissel
werking tussen cartografische techniek en beleidsomge
ving (zie het analyseschema in het voorgaande hoofd
stuk) speelt hierbij - weliswaar op de achtergrond -
voortdurend een rol.
18
rt; een probleemverkenning
Om te beginnen wordt aandacht gevraagd voor de
relatie tussen planniveau, schaal en legenda, want
op kleinschalige kaarten moet de topografische
werkelijkheid wel heel erg geabstraheerd worden om
nog begrijpelijk en overzichtelijk te blijven. In feite is
dit - cartografisch althans - het kernprobleem bij het
vinden van de juiste ondergrond en zijn de andere
cartografische aspecten hiervan afgeleiden. Wat is
de juiste schaal, wat betekent dit voor aantal en
grootte van de legenda-eenheden en welke valkuilen
levert 'verschalen' op. De beschouwingen op dit onder
deel vormen tevens de opmaat naar de uitgevoerde
analyse van bestaande kaarten die in volgende hoofd
stuk aan de orde komt.
In de vakliteratuur zijn uiteraard nog vele andere zeer
behartenswaardige opmerkingen over de cartogra
fische technieken te vinden die van groot belang voor
de vulling van de gereedschapskist in 'het Vakgebied'
van het analysekader. Ze worden hier niet of slechts
zijdelings aan de orde gesteld. Graag verwijzen wij
naar de bestaande, uitstekende cartografiehand-
boeken voor wie bijvoorbeeld meer wil weten over
kleur, lijndikte, grein, raster en andere grafische
variabelen.
Verder wordt in dit hoofdstuk ook aandacht geschon
ken aan de twee van oorsprong nogal verschillende
werelden van waaruit tegenwoordig (beleids)kaarten
worden gemaakt: de moderne wereld van de geogra
fische informatiesystemen (GIS), analytisch en systema
tisch van aard (met via GIS-programma's geprodu
ceerde kaarten), en de 'oude' wereld van de ontwer
pers die eerder creatief en strategisch van aard is,
resulterend in (al dan niet digitaal) handgetekende
kaarten. Beide soorten werkwijzen worden in de
praktijk door elkaar gebruikt en worden - met de
nodige wrijving - steeds meer in en over elkaar ge
schoven. Wat zijn de kenmerken van beide technieken
en waar en wanneer moet voorkeur voor een van
beide uitgesproken worden.
De beschouwingen in dit hoofdstuk zijn gebaseerd
op literatuuronderzoek, eigen ervaringen van bureau
H. Martellus, 1489