(lid projectgroep DURP, Digitaal Uitwisselbare
Ruimtelijke Plannen).
In bijlage 2 zijn de verslagen van alle interviews inte
graal opgenomen. In dit hoofdstuk wordt stevig ge
leund op de postulaten van deze vier ondervraagden.
Het hoofdstuk sluit af met een beschouwing over de
permanente dialoog tussen kaartenmaker en kaarten-
lezer, die de bron moet zijn van alle toekomstige
verbeteringen aan kaarten.
3.1 Eerste beschouwing:
Kaartschalen en planniveaus
De schaal waarop een kaart wordt getekend is in
grote mate bepalend voor wat, in relatie tot de werke
lijke maat, minimaal c.q. maximaal nog afgebeeld
kan worden. De schaal bepaalt de generatieslagen
die nodig zijn om de (onvermijdelijk geabstraheerde)
verbeelding van de werkelijkheid leesbaar, over
zichtelijk én begrijpelijk te houden. Slechts binnen
zekere grenzen is nog enige speelruimte denkbaar
bij de detaillering van een legenda-eenheid. Bij een
schaal 1:100.000 kan er nog voor gekozen worden
het stedelijk gebied op buurt- of op stadsdeelniveau
weer te geven, maar weergeven van afzonderlijke
bouwblokken, laat staan van gebouwen, is - zo al
niet onmogelijk - in ieder geval niet zinvol. De kaart-
technisch noodzakelijke vertekening van de werke
lijkheid wordt dan te groot. (Zie ook figuur 3.1).
Zeker bij kaarten waar sprake is van een topografische
verankering van de beleidslegenda, is het handig
(voor kaartenmaker én kaartenlezer) te werken op
schalen waarbij het terugrekenen naar de werkelijke
lengte of omvang eenvoudig is. Schalen dus waarvan
Planniveau I Schaalbereik
de verhouding op zoveel mogelijk 'nullen' eindigt. Dit
leidt tot het volgende (vooral op de bestaande praktijk
gebaseerde) indeling in schalen, die tevens gerelateerd
zijn aan de 3 van Thorbecke afstammende bestuurs
niveaus die in ruimtelijk ordenend Nederland gehan
teerd worden.
Duidelijk is dat per planniveau verschillende schalen
gebruikt kunnen worden. Zo kan het nationale ruimte
lijke beleid op een A4-tje weergegeven worden als
een kaart met een schaal van 1: 2miljoen gehanteerd
wordt. Voor landsdelige uitwerkingen op het nationale
niveau wordt echter eerder een catografische schaal
1:200.000 gehanteerd. Voor de goede orde: in het
vervolg zullen wij de term 'schaal' gebruiken als wij
primair een cartografische schaal bedoelen, en de
term 'planniveau' als wij de verschillende bestuurslagen
willen duiden. Termen als 'op nationale schaal' e.d.
mijden wij dus om verwarring te voorkomen. Want
op nationale schaal is nog een range aan
cartografische schalen denkbaar.
Professor Taeke de Jong is van mening dat een
schaalsysteem dat gebaseerd is op 'sprongen met
een factor 3' beter aansluit bij de ervaring van de
dagelijkse ruimte-indeling (van blok, buurt, wijk,
stadsdeel, stad) én handiger is bij snelle omrekeningen
tussen twee schalen: de lengten wijzigen met steeds
ongeveer een factor 3, de oppervlakten met ongeveer
een factor 10. Dit standpunt is zeker een overweging
waard, maar heeft bij kaartuitgeverijen nog geen
ingang gevonden. De schaalaanduidingen zouden
dan ook eerder relatief (een kader van 3x3 km of
10x10 km) worden dan absoluut (1:10.000 of
1:250.000). Aan het einde van dit hoofdstuk komen
we hierop terug. Wat betreft het vergelijkende
kaartonderzoek in de volgende hoofdstukken hanteren
we bovenstaande indeling in schalen.
Gemiddeld I 'Kaders' van Taeke de Jong
IV
(supra)Nationaal
200.000-2.500.000
1.000.000
300x300 en 1000x1000 km
III
Regionaal
25.000 - 200.000
50.000
30x30 en 100x100 km
II
Lokaal
2.000 - 25.000
10.000
3x3 en 10 x10 km
I
'Bestek'
2.000
500
0,3x0,3 en 1x1 km
20
de legenda van nederland
Globe Martin Behaim. 1492