Nog niet zo heel lang geleden betekende het 'sprin
gen' van de ene naar de andere schaal het opnieuw
intekenen van een ondergrond, gebruik makend van
de standaard generalisatie- en vereenvoudigingsslagen
voor legenda's, zoals in cartografische handboeken
(zie ook 'Cartografie, visualisatie van ruimtelijke ge
gevens') wordt uitgelegd. Dé leverancier van onder
gronden in Nederland, de Topografische Dienst
(TDN), vroeger te Delft en nu in Emmen, levert (op
basis van het vectorbestand op een schaal 1: 10.000)
de complete gebiedsdekkende en (bijna) actuele
ondergronden voor in ieder geval de drie onderste
schalen: de TOP10vector, de TOP25vector en de
TOP50vector. Daarnaast ook nog de Top250vector
(wegenkaart) en een aantal van deze schalen af
geleide thematische kaarten. Deze drie grootschalige
kaarten en de Grootschalige Basiskaart Nederland
(GBKN) vormen in toenemende mate de ondergron
den waarop beleidskaarten van de lagere overheden
worden gebaseerd. Voor de hoge(re) planniveaus
wordt in de meeste gevallen door het betreffende
departement een eigen (al dan niet eenmalige) onder
grond gefabriceerd bij het opstellen van beleids
kaarten. Wel beschikt de TDN sinds kort over een
digitaal bestand 1:100.000 en 1:1.000.000, maar
deze worden (nog) niet geleverd.
Met de snelle opkomst van digitale cartografie en
GIS lijkt de gebondenheid aan een beperkt aantal
vaste schalen plotseling snel minder geworden. In
principe lijkt traploos vergroot en verkleind te kunnen
worden, waardoor de indruk ontstaat dat met een
eenvoudige druk op de knop verschillende kaarten
van elk planningsniveau aan elkaar gerelateerd
zouden kunnen worden. Maar nog los van compatibi-
liteitsproblemen en van het onvermijdelijke probleem
dat 'garbage in' ook 'garbage out' inhoudt, wat be
perkingen oplegt aan het eindeloos uitvergroten van
digitale (GIS)kaarten, blijkt ook het (noodzakelijke)
generaliseren bij verkleinen nog lang niet onder de
knie, laat staan gestandaardiseerd. Er is een forse
interpretatieslag nodig bij het op één kaart samen
brengen van uiteenlopende gegevens. Ook worden
verschillende legenda's voor dezelfde fenomenen
gebruikt, die eveneens lastig onder één noemer ge
bracht kunnen worden. Probleemloos door de schalen
heen kunnen glijden is voorlopig nog toekomstmuziek,
reden waarom ook in de gedigitaliseerde cartografie
de hiervoor genoemde schalen uit de 'analoge praktijk'
worden gehanteerd.
Kortom, onze keuze om in ons onderzoek de 'klassieke'
schalen te gebruiken sluit niet alleen aan op de vroe
gere cartografische praktijk, maar ook (nog) op de
digitale kaartenpraktijk. Alle cartografen, ook op de
midden- en kleinschalige kaarten, maken in de praktijk
veel gebruik van de (digitale) basisondergronden op
de schalen die door de Topografische Dienst worden
bijgehouden en geleverd.
3.2 Tweede beschouwing:
Drie legendagroepen in een beleidskaart:
de lagen
Zoals in het analyseschema aangegeven, worden in
beleidskaarten in principe drie lagen of groepen
m.b.t. de gehanteerde legenda's onderscheiden1:
een beleidslaag, een ondergrond en een intermediaire
laag. De wisselwerking van de legenda-eenheden in
de ondergrond en de intermediaire laag met die in
de beleidslaag is van onmiskenbaar belang. Immers,
een ondergrond kan alleen op zijn waarde geschat
worden in zijn dienstbaarheid aan de beleidsbood-
schap. En in de voorbereidingsfase is de informatie
in de ondergrond van wezenlijk belang voor de
uiteindelijke voorstellen (zie figuur 3.2).
1. De onderste laag, de "echte" ondergrond
Min of meer conform de topografische kaarten (zeker
in de topvector kaarten) pogen we de legenda
eenheden in de echte ondergrond zo 'cartografisch
mogelijk' te benoemen, d.w.z. een abstractie van
louter wat aanwezig is met zo weinig mogelijk bij-
21
de legenda van nederland
Globe Shibukawa Harumi 1690
1. Terzijde en ter voorkoming van misverstanden: met de lagenbenadering die de laatste jaren opgeld doet in planologisch Nederland,
wordt - ondanks in sommige opzichten ogenschijnlijke overeenkomsten - uiteraard iets anders bedoeld dan de lagen in dit kader.
Wel kan het zinvol zijn om na te gaan of en in hoeverre een 'prototypische' legenda voor een rijksondergrond (met één verschalingsstap
naar boven en één naar onder) mede aan deze lagenbenadering gekoppeld kan worden, waardoor de drie onderscheiden lagen
van de fysieke ondergrond, het netwerk van verbindingen en de menselijke occupatie/gebruik duidelijk onderscheidbaar blijven. Zie
hiervoor verder hoofdstuk 5.