zich heeft toegeëigend. Mensen hebben een 'mental
map' (zie ook figuur 2.2b) waarvan maar moeilijk af
te wijken valt. Dat voor iedereen donkergroen 'bos'
betekent, dat blauw voor 'water' staat en de steen-
kleuren rood of oranje voor 'stad', voorkomt Babyloni
sche kaartverwarring, maar de kaartconventies gaan
veel verder. De onvolprezen kaarten van topografische
dienst en vooral van meester Bos en zijn opvolgers
maken dat het bijna onmogelijk is af te wijken van de
'eeuwige' afspraken over de betekenissen die aan
bepaalde lijnen, vlakken, vormen, kleuren en texturen
worden toegekend. Toen de Tweede Nota was uit
gekomen, werd er verontrust door gemeenten naar
het departement in den Haag gebeld of men de ver
dere stedelijke uitleg letterlijk conform de blokjesvorm
op de zogeheten 'blokjeskaart' diende uit te voeren.
Kleur een weiland, waar verder niets mee gebeurt,
donkergroen of blauw in plaats van het standaard
licht geelgroen, dan neemt het aantal verontruste
agrarische insprekers met sprongen toe. Elke andere
vorm van weergave van de werkelijkheid kan bij het
publiek op grote en onvermoede problemen stuiten.
Vandaar ook dat in het analysekader zo de nadruk
is gelegd op de doelgroep voor wie de kaart wordt
gemaakt: hoe algemener de doelgroep, hoe 'con
ventioneler' de kaarttechniek.
Maar vervolgens blijkt dat voor de kaartlezers achter
een ogenschijnlijk simpele legenda-eenheid als 'bos'
hele verschillende werelden van kennis en emoties
schuil kunnen gaan. Van te koesteren natuur- en stilte
beleving, via kinderpret, houtproductie en kavelprijs-
verhogend decor tot frustrerende sta-in-de-weg. Van
dergelijke gevoelens bij kaartlezers dient de kaarten
maker bewust te zijn als hij zijn selecties maakt bij
wat wel en niet in kaart gebracht moet worden.
Rekening houden hoe (ook topografische) feiten erva
ren en beleefd worden kan wel eens tot andere con
clusies leiden dan alleen uitgaan van de feiten zelf.
Het pleidooi van het OTB voor 'een nieuwe geografie
in het beleid voor stad en land' (kader 3.10) is onder
meer hierop gestoeld.
Een andere lastige 'oneerlijkheid' bij kaarten is de
keuze van het kaartvenster dat het plangebied omvat
en het wegdrukken van de rest. Puur fictieve grenzen
als gemeentegrenzen of landsgrenzen zitten als hard
ware ingebakken in de koppen van makers én lezers.
Het is dat Nederland een makkelijk te herkennen
kustlijn heeft, maar als bij landsdekkende kaarten de
weergave van het aangrenzende buitenland in dezelf
de tekenstijl wordt doorgezet verdwalen velen in de
grensgebieden. Is dit Aken of Maastricht? Of Luik
misschien? De topografische kennis van velen heeft
zijn ankerpunten niet in fysieke gegevenheden, maar
in fictieve grenzen. Europa is een puzzel van 33 stuk
jes waarbij Zwitserland bijvoorbeeld herkend wordt
aan de vorm van de landsgrenzen. Ondergronden
voor Nederlandse (beleids)kaarten ontkennen regel
matig dat er nog buren zijn: het land of de streek
"Stad en land in een nieuwe geografie" OTB in opdracht van de WRR, 2002
Kader 3.10 Pleidooi van het OTB
32
de legenda van nederland
OftotslJ few inundt
Atlas Hartman Schedel 1493
Dat aan beleving een even grote rol moet worden toegekend
als aan waarneming is verder uitgediept in de zeer recente
studie naar maatschappelijke veranderingen en ruimtelijke
dynamiek. De auteurs van "Stad en land in een nieuwe geo
grafie" onderzoeken 'op welke manier binnen de economie,
sociologie en geografie gedacht wordt over maatschappelijke
en ruimtelijke veranderingen en welke consequenties dit
heeft voor het huidige Nederlandse debat over stad en land.'
Er groeit een steeds verdergaand inzicht in de wisselwerking
tussen maatschappelijke en ruimtelijke veranderingen.
Door maatschappelijke processen veranderen ook de ruimte
lijke kenmerken van sociale processen (de 'sociale ruimte'),
de concrete inrichting van de ruimte (de 'fysieke ruimte') en
de perceptie van die ruimte (de 'symbolische ruimte') in
onderling samenhang. Hierdoor ontstaat een nieuwe ruimte-
lijke werkelijkheid die getypeerd wordt als 'nieuwe geografie'.
Dit werkt door in het nu gevoerde debat over stad en land. Van
oorsprong ging het om begrensde en duidbare verschillende
fysieke eenheden met elk specifieke sociale en symbolische
kenmerken. In de nieuwe geografie zijn deze kenmerken echter
van elkaar losgeraakt. Gesteund door de enorm gegroeide
mobiliteit is stedelijkheid tot in de verste uithoek van het land
terug te vinden, zijn specifieke sociale processen verdwenen of
minder plaatsgebonden en vinden in de symbolische ruimte
(de stad-land perceptie) ook grote verschuivingen plaats. In alle
drie de opzichten zijn veel plaatsen niet meer eenduidig als 'stad'
of als 'platteland' te benoemen en wordt de aloude dichotomie
in de beleidsvoering t.a.v. verstedelijking en buitengebied steeds
minder zinvol. En dat terwijl juist het maatschappelijke debat
over stad versus het groene buitengebied verder oplaait. ('Rode
contouren', 'Groene grenzen' etc). Met name de 'symbolische
ruimte' spoort vaak niet met de 'fysieke' en de 'sociale ruimte'
en wordt bij de verschillende maatschappelijke groepen vanwege
hun ambities in het debat op verschillende wijze ingevuld.
Dit inzicht dient vertaald te worden naar handvatten voor
beleidsvoorbereiding en besluitvorming t.a.v. de ruimtelijke
ordening om 'politieke en bestuurlijke achterhoedegevechten'
te voorkomen. Generieke beleidsuitspraken (lees: "compacte,
drukke steden gelegen in een arcadisch buitengebied"), die de
verschillende ruimtelijke claims die voortkomen uit verschillende
symbolische ruimten ontkennen, dienen hiertoe gerekend te
worden.