zweeft als een eiland in het niets, met hoogstens hier
en daar een over de rand heen schietend pijltje om
automobilisten duidelijk te maken dat ze niet in een
zwart gat vallen als ze de plangrens overschrijden.
Gemeente- en landsgrenzen zijn in de hoofden van
velen werkelijke, fysieke grenzen zoals bij gemeente
lijke herindelingen, vakantiereizen en wedstrijden van
Oranje maar al te vaak blijkt.
Samenvattend: een goede kaart houdt het gat tussen
de bedoeling van de kaartmaker en de interpretatie
van de kaartlezer zo klein mogelijk, niettegenstaande
de mogelijkheid dat een kaartmaker de interpretatie
vrijheid van de kaartlezer wil benutten. Juist dan is
het van groot belang dat de kaartmaker weet wat hij
oproept bij de lezer, welke ruimte geboden wordt.
Het lijkt voor de hand te liggen dat een oordeel over
een kaart mede afhangt van de rol die deze speelt
in het ruimtelijk ordeningsproces, of het moment dat
de kaart in dat proces gebruikt wordt.
Esthetische aspecten spelen hierin ook een rol Een
kaart waar alles op staat wat de beleidsmaker wil
vertellen is nog niet perse een mooie kaart. Maar
voor hoe je wel altijd een goede (en liefst ook een
mooie) kaart maakt, is geen eenduidig recept te
leveren. In het volgende hoofdstuk keren we de vraag
maar om: in hoeverre kunnen wel meetbare eigen
schappen van kaarten een aantoonbare en bruikbare
factor zijn bij het ontwikkelen van een goede kaart?
Met name de wisselwerking tussen ondergrond en
beleidslaag (en eventuele intermediaire laag) verdient
daarbij onze aandacht. Het doormeten van een steek
proef van bestaande beleidskaarten en het geven
een kwaliteitsoordeel hierop zijn de volgende stappen
in onze queeste naar de ultieme kaartondergrond.
Afsluitend gaan we nog in op de twee vragen naar
aanleiding van de kritiek van Taeke de Jong op de
gangbare ondergronden:
•kan de 'klassieke absolute topografische ondergrond
vervangen worden door de relatieve stippenkaarten
•en zijn schaalspongen met een factor 3 bruikbaar?
Het antwoord op de eerste vraag luidt volgens ons
'Nee". De reden hiervoor is dat de stippenkaarten
wel een belangrijke rol kunnen spelen bij ruimtelijke
analyses en vooral voor de intermediaire laag bruik
bare en soms verfrissende legenda's kunnen leveren,
maar dat ze als standaard cartografische ondergrond
niet kunnen voldoen. Zeer veel beleidslegenda's ver
eisen een 'absolute' ondergrond. Dit moet hier, en
aan de andere kant van de grens mag dat niet..." kan
alleen op een 'absolute' topografische ondergrond
weergegeven worden en door kaartlezers zonder
veel moeite begrepen worden. Beleidskaarten hebben
behoefte aan ondergronden die 'maatvast' en 'juridisch
bruikbaar' zijn. Stippenkaarten kunnen veel beter een
rol vervullen bij met name analyserende activiteiten.
Om die reden zullen in de zoektocht naar 'dé nationale
kaartondergrond' vooralsnog alleen 'absolute' kaarten
de revue passeren.
Het antwoord op de tweede vraag luidt wel "Ja".
De Jong toont overuigend aan dat een schaalsprong
met een factor 3 niet alleen een nieuw ontwerp voor
de legenda vereist, maar ook beter aansluit bij het
dagelijke gebruik. Vooruitlopend op de conclusies in
het laatste hoofdstuk is nu al duidelijk dat ook kleinscha
lige ondergronden een nieuwe generalisatieslag be
hoeven bij meer dan 3x vergroten of verkleinen.
33
de legenda van nederland
Figuren uit de
Atlas van
Hartman Schedel
1493