desondanks dicht bij de topografie zitten. Afgezien van de voornoemde puntvormige legenda-eenheden is er veel overeenkomst met 'gewone' topkaarten, met uitzondering van de keuze voor het onderscheid in bouwperiodes voor het stedelijk gebied. De reductie van de topografie bij de RHS-kaart uit de Vijfde Nota is nog radicaler. Functionele aanduidingen zijn ondergeschikt - weliswaar kunnen grote bosgebie den worden onderscheiden, evenals de stedelijke gebieden, maar bebouwing is bebouwing, of het nu petrochemie betreft of een villawijk. In het buitengebied is afgezien van onderscheid tussen weidegrond en bouwland - een onderscheid dat in het laatste decen nium overigens in snel tempo aan het vervagen is. Interessant aan beide kaarten is dat ze met precieze middelen globale indicaties geven: de Witsenkaart laat tentatief 'landschappen' zien, door zo precies mogelijk een gecombineerd functionele en morfologi sche legenda te gebruiken. De RHS kaart geeft globaal geomorfologische indicaties door precieze aandui dingen van reliëf, van de grote rivieren tussen de ban- dijken, door blauwtinten voor Nederland onder de zeespiegel. En globale indicaties voor de stedelijke structuur, door nationale infrastructuur met een ongelo felijk precies verstedelijkingspatroon te combineren. Maar de combinatie van nat weiland en kleine bos percelen is nog geen aanduiding voor een coulissen- landschap met natuurwaarden; het reliëf van Neder land nog geen aanduiding van de geomorfologie. Is dat voldoende voor een beleidsvoorbereiding op nationale schaal? Ja, want het beleid op nationale schaal is indicatief. Ja, want ontwerpers kunnen er goed mee werken. Nee, want de gekozen legenda's leiden tot verwarring. Nee, want met een digitaal objectgebaseerd systeem kun je er moeilijk mee uit de voeten. Het antwoord is derhalve: het hangt er maar van af waarvoor hij gebruikt gaat worden. Ondergronden in beleidskaarten Wat is de bruikbaarheid van deze kaarten als onder grond voor presentatie? De kaart voor de ruimtelijke hoofdstructuur (de RHS- kaart) in de vijfde nota deel 1 kan gekenschetst worden als 'zeer informatierijk', maar hij is moeilijk leesbaar. De beleidsboodschap knalt niet van de kaart. Alles is belangrijk, lijkt de kaart te zeggen. Dat 36 heeft mogelijk iets te maken met de toenmalige minister van VROM. Het heeft iets te maken met de veelheid aan indicatieve en grote beleidseenheden die in ste vige kleuren op de kaart zijn gezet. Maar het heeft zeker ook te maken met de gebruikte ondergrond, die een incarnatie is van de hiervoor beschreven Ruimtelijke Hoofdstructuurkaart. Het antwoord is hier dus een voorzichtig 'nee', ondanks de onbetwiste schoonheid van het kaartbeeld van de Ruimtelijke Hoofdstructuurkaart. Een mooie ondergrond is dus nog geen goede (d.w.z. algemeen bruikbare) ondergrond. Maar waaróm dan niet? En waavan hangt het dan wel af? Aan deze vragen is dit hoofdstuk gewijd. En daarachter zit de wens een zo geobjectiveerd mogelijk beeld te scheppen van de huidige cartografische producten op nationale en regionale schaal om de tot nu toe toch te subjectieve oordelen als 'mooi' of 'helder' of 'onduidelijk' te kunnen aanscherpen. De kaarten zelf dienen ontleed te worden, niet om de essentie van 'de goede kaart' bloot te leggen, maar om een begrip te krijgen uit welke onderdelen de verschillende (beleids)kaarten feitelijk zijn opgebouwd en of dit kan bijdragen aan een beter begrip waarom een bepaalde kaart 'goed' of 'minder goed' is. In dit hoofdstuk komt dit aan de orde. Daartoe zijn rond de dertig bestaande beleidskaarten beschouwd met speciale aandacht voor de relatie tussen ondergrond en beleidslaag. Dit met de bedoeling om te bezien of hieruit algemene conclusies te trekken zijn en aanbevelingen gedaan kunnen worden voor het maken van goede ondergronden voor beleidskaarten. Preciezer: voor het maken van de ondergrond die in 80% van de gevallen bruikbaar moet zijn. We hanteren daarbij twee invalshoeken: Ten eerste wordt bezien of en in hoeverre meetbare eigenschappen van kaarten, los van hun inhoud, hier bij behulpzaam zijn; Ten tweede wordt gekeken naar kaarten in de con text van de beleidsvoorbereiding. Hiervoor grijpen we terug op het analysekader in hoofdstuk 2. de legenda van nederland

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2003 | | pagina 44