de legenda van nederland 4.2 Meetbare eigenschappen In de cartografie wordt een groot aantal begrippen gehanteerd (zie ook de begrippenlijst in bijlage 3) die bruikbaar zijn om de eigenschappen van kaarten te beschrijven. Zo zijn door Bertin (1981) allerlei grafische variabelen onderscheiden zoals vorm, grein, richting, kleur, grijswaarde en grootte. Een uitgebreide analyse op al deze eigenschappen - en andere zoals door Ormeling en Kraak (1999) onderscheiden - is ondoenlijk binnen de kaders van deze studie. We concentreren ons daarom op een paar betrekkelijk eenvoudige, handmatig te meten te tellen en visueel te beoordelen variabelen. Het gaat om: de grootte van het kaartvenster, het aantal legenda-eenheden (uitgesplitst naar de drie lagen), de korrel of het kleinste vlakvormige kaartelement van de beleidslegenda en van de ondergrond, een oordeel over de intensiteit van de legenda eenheden door het samelspel van kleur, contrast, lijnvoering e.d., mede in relatie tot andere legenda eenheden. Op basis van de legendaverklaring is, per legenda eenheid, besloten of die een beleidsuitspraak behelst (zoals "hier de situatie verbeteren") of onderdeel van de topografische ondergrond is ("dit is een bos"). Door daarnaast naar de intensiteit te kijken is een oordeel geveld over de twijfelgevallen. Het kunnen legenda-eenheden zijn die een analytisch karakter hebben ("hier komt kwel voor"), die weliswaar beleidslading hebben, maar weinig nieuwswaarde ten opzichte van eerdere documen ten (zoals grondwaterbeschermingsgebieden die vaak al decennia vastliggen) of die overgenomen zijn uit andere beleidsdocumen ten, bijvoorbeeld de ecologische hoofdstructuur in een kaart over duurzaam waterbeheer. Al dergelijke eenheden worden beschouwd als een onderdeel van de intermediaire laag. 4.2.1 Korrel als maat voor gedetailleerdheid In het voorgaande is al ruim aandacht besteed aan de schaal die op een kaart wordt gebruikt voor het geabstraheerd weergeven van de geografische werkelijkheid en de generalisatieproblemen die daarbij optreden. Tegelijkertijd is ook het venster (ook wel kader genoemd) van belang bij het lezen en begrijpen van kaarten (zie ook figuur 4.3). Het maakt veel uit of bij een gelijkblijvende schaal een stukje van 3 bij 3 km wordt getoond of een lap van 100 bij 100 km. Bij een schaal 1:50.000 betekent dat een kaartvenster van 6x6 cm of een van 2x2 meter, een postzegel versus een wandkaart. Zodra een kaart echter in een oogopslag overzien moet kunnen worden is een 1:50.000 topografische wandkaart nogal overdone, omdat de details die deze kaart biedt dan niet meer zichtbaar zijn. Men moet veel dichterbij gaan staan (en dus het overzicht verliezen) om de details te kun nen waarnemen. In feite zijn stadsplattegronden van grote steden hierop gebaseerd: een grote, uitvouwbare kaart voor het grove overzicht (geaccentueerd door te vet aangezette grote wegen) waarna vervolgens Planniveaus en schalen IV. (supra)Nationaal III. Regionaal II Lokaal I 'Bestek' schaalbereik 200.000-2.500.000 25.000 - 200.000 2.000 - 25.000 2.000 gemiddeld 1.000.000 50.000 10.000 500 Stadsplan A4-kaart in nota Wandkaart Kleinst waarneembare detail (korrel) Grootst waarneembare ppervlak 4.3 Kaartvenster en schalen 37

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2003 | | pagina 45