door de kijker 'ingezoomd' wordt om de details van
de gezochte bestemming (straat en route) te kunnen
lezen. De (projectie)afstand, de verhouding tussen
het kleinste waargenomen of waarneembare detail
en het waarneembare oppervlak is dus een maat
voor niet alleen de leesbaarheid maar ook de
gedetailleerdheid van de kaartinformatie.
De gedetailleerdheid of korrel van een kaart is gelijk
aan:
Straal kleinste waargenomen vlakvormige
k legenda-eenheid (in cm)
hoogte van het kaartvenster (in cm)
(weergegeven als percentage)
Het is eigenlijk juister om het oppervlak van de kleinste
eenheid aan het oppervlak van de kaart te relateren.
Hiervan is in deze studie om praktische redenen afge
zien. Het is tijdrovend en lastig de oppervlakte van
kleine polygonen handmatig te bepalen, terwijl de
straal met enig schuiven van een lineaaltje kan worden
gemeten. De verhouding tussen hoogte en breedte
van de meeste kaarten is niet scheef (er zijn weinig
zeer langwerpige kaarten). We gaan er daarom van
uit dat straal en kaarthoogte een voor ons doel vol
doende accurate benadering geven van de gedetail
leerdheid.
4.2.2 Informatiedichtheid
Korrel of gedetailleerdheid zegt lang niet alles, zeker
niet in de door ons gekozen meetmethode waarin
alleen vlakvormige legenda-eenheden zijn betrokken.
Symbolen en lijnen zijn niet meegenomen. Symbolen
zijn schaalloos; de grootte waarmee ze zijn afgebeeld
heeft niets met de topografische werkelijkheid te ma
ken maar met het belang dat de kaartmaker eraan
hecht - vergelijkbaar met kleurintensiteit- of met nume
rieke gegevens - een groter symbooltje betekent meer
inwoners dan een kleiner symbooltje, zie de Tweede
Nota Blokjeskaart (figuur 4.17). De gedetailleerdheid
van lijnelementen zou eerder uitgedrukt moeten wor
den in de maaswijdte waarmee ze op kaart staan.
Complicerende factor is dat de meeste lijnen infra
structuur behelzen en die is in Nederland strak hiërar
chisch ingedeeld. Het rijkswegennet kan niet fijnma
ziger worden afgebeeld dan het is. De keuze is dan
38
om een netwerk van lagere orde weer te geven of
niet. Maar de bijdrage van symbolen en lijnen aan
de leesbaarheid en inhoud van de kaarten is evident.
Een indicatief lijnennetwerk geeft bijvoorbeeld meer
houvast in de oriëntatie dan de meest gedetailleerde
bebouwingscontour.
We hebben dergelijke meetproblemen omzeild door
de gedetailleerdheid te relateren aan het aantal
legenda-eenheden. Zo ontstaat een beeld van de
informatiedichtheid van een kaart. Als het aantal
legenda-eenheden toeneemt, is de kaart informatie-
rijker. Als de gedetailleerdheid of korrel toeneemt,
evenzeer. Informatiedichtheid is dus te beschrijven
als de verhouding tussen beide.
het aantal legenda-eenheden
informatiedichtheid
de korrel
(een dimensieloos getal)
Deze informatiedichtheid kan bepaald worden voor
de legenda en kaart als geheel, en voor de drie afzon
derlijke kaartlagen (beleid, intermediair, ondergrond).
4.2.3 Een oordeel over het totaalbeeld
Korrel en informatiedichtheid vormen een meetbare
beschrijving van een kaartbeeld, bezien vanuit de af
zonderlijke legenda-eenheden. Dit is enigszins risicovol
omdat verondersteld wordt dat het detailniveau van
de kleinste getekende eenheid het detailniveau over
de hele linie bepaalt. Dat is meestal niet het geval.
Sommige beleidslegenda's zijn nu eenmaal noodza
kelijk vaag, andere zijn noodzakelijk zeer gedetailleerd
en beide kunnen op dezelfde kaart voorkomen.
Ditzelfde geldt mutatis mutandis ook voor topografische
ondergronden: in een gebied met veel versnipperde
bosgebiedjes is de korrel kleiner dan in een gebied
met grote eenheden. Toch zal men ervoor kiezen om
- bij gelijke schaal en kaartvenster - beide te karteren
omdat niet zozeer de omvang of ligging van de bos-
gebiedjes van belang is, maar het landschapspatroon
dat het resultaat ervan is. Het gewenste kaartbeeld
- en daarmee de impliciete boodschappen die in dit
kaartbeeld besloten liggen - is leidend voor keuzen
over gedetailleerdheid, en niet de afzonderlijke een
heden.
de legenda van nederland