Snellius
F
Voor de landmeetkundige student, die Delft voor 1940 binnen
kwam, waren de problemen in het algemeen niet anders, dan die,
waarvoor ieder ander student zich gesteld zag. Een groot verschil
was er echter. Die andere studenten, al of niet georganiseerd in ge
zelligheidsverenigingen, wisten allen van het bestaan van de studie-
Vereniging, toen nog vakvereniging genoemd. Anders was het met de
landmeetkundige studenten.
Wanneer zij al enkele maanden in Delft en in liet Geodesiegebouw
hadden rondgelopen, vroegen zij zich af of er in deze afdeling wel
zo'n studievereniging bestond. Vragen daarover gesteld aan oudere
jaars of assistenten werden met een schouderophalen beantwoord,
of in het gunstigste geval, klaarde het gezicht van de gevraagde op,
wat dan zoveel betekende als: ik was me het nauwelijks bewust,
maar nu je het vraagt, ja, ik geloof wel dat er zoiets bestaat
Het zal de lezer duidelijk zijn, dat het weinig verschil uitmaakte
of er in dat geval inderdaad een vereniging bestond zonder enige
activiteit, of dat er geen bestond. Is het dan nog te verwonderen,
dat andere studenten ons eigenlijk niet als collega's, als volwaardige
studenten beschouwden Student zijn betekent immers meer dan
alleen maar studeren. En dat meer zijn zal in ieder geval een ac
tieve studievereniging tot gevolg moeten hebben.
In November 1940 bleek er dan toch iets als een landmeetkundige
vereniging te bestaan. Er was tenminste een Bestuur, dat een ver
gadering uitschreef, die werd gehouden in het achterzaaltje van
Hotel „Wilhelmina". Op deze vergadering dan werd ons duidelijk
op welke wijze de vork van de vereniging aan de steel van de stu
dentenwereld zat.
12