Rijksdriehoeksmeting
37
door A. J. H. Meertens
Hoofd van Bureau van de Rijksdriehoeksmeting.
Omstreeks het midden der vorige eeuw ontstond op initiatief van
generaal Baeyer internationale samenwerking op geodetisch gebied.
De ontwikkeling van de geodetische wetenschap had dan ook een
stadium bereikt, waarin letterlijk wereldomvattende problemen een
heid en samenwerking zeer gewenst maakten.
OoÈT Nederland was uitgenodigd toe te treden tot de Middeleuro-
pese Graadmeting (later, in 1886, uitgegroeid tot de Union géodési-
que et géophysique internationale) en in 1865 besloot de Regering
aan deze uitnodiging gevolg te geven.
De consequenties waren belangrijk. In de eerste plaats moest on
derzocht worden of de bestaande driehoeksmeting van Krayenhoff,
uitgevoerd in de jaren 1801-1811, aan de internationaal opgestelde
nauwkeurigheidseisen voldeed.
Dit onderzoek, ingesteld door Prof. Cohen Stuart, bracht aan het
licht dat dit geenszins het geval was, te meer daar bleek dat door
willekeurige verwerping van sommige waarnemingen, de uitkomsten
mooier waren voorgesteld dan ze in werkelijkheid waren. Er moest
dus een nieuwe driehoeksmeting komen.
Bij K.B. van 20 Febr. 1879 werd, op initiatief van de Koninklijke
Academie van Wetenschappen, de Rijkscommissie voor Graadmeting
en Waterpassing ingesteld, die tot taak had de reeds begonnen nauw
keurigheidswaterpassing te voltooien en ten slotte in 1886 ook op
dracht kreeg een geheel nieuwe driehoeksmeting te doen uitvoeren.
Met de leiding werd belast de secretaris der Commissie Prof.
Schols. De voltooiing van zijn werk heeft hij niet mogen meemaken.