Hij overleed in 1897 en werd toen opgevolgd door Prof. ir H. J. Heuvelink, die van het eerste ogenblik af als ingenieur in dienst van de Commissie aan het werk heeft deelgenomen. In 1904 werden de primaire metingen, uitgevoerd met Wanschaff theodolieten met 35 cm middellijn, voltooid. De vereffening werd niet in een geheel uitgevoerd, maar het net werd in drie delen ge splitst, die afzonderlijk werden vereffend, natuurlijk met aanslui- tingsvoorwaarden aan het eerst vereffende deel. Het heeft tot 1913 geduurd voor de basismeting bij Stroe ter hand kon worden genomen, de laatste meting die met een meetstaf werd verricht. Latere basismetingen geschiedden met invardraden. Voor de bepaling van de ligging van het driehoeksnet op de ellip soïde werden in 13 stations breedte- en azimuthbepalingen gedaan, waaruit gemiddelde waarden in het Centrale punt Amersfoort wer den afgeleid. De geografische lengten werden vastgesteld ten opzich te van de meridiaan van Amersfoort, n.l. door berekening uit de ge gevens van het driehoeksnet. Met het bekende lengteverschil tussen Leiden en Greenwich konden ook geografische lengten t.o.v. de nul meridiaan worden bepaald. Intussen wilde men met de uitkomsten van dit kostbare werk niet alleen een bijdrage leveren tot de internationale aardmeting, maar het ook dienstbaar maken voor het vervaardigen van goede kaarten. Een uitstekende grondslag was nu gelegd, men behoefde slechts het net te verdichten om het ook toegankelijk te maken voor alle instan ties, die landmeetkundig werk verrichten, kadaster, ruilverkaveling, topografische en hydrografische dienst, waterstaat, spoorwegen, ge meenten, mijnen en vele anderen. Dit deel van het werk werd door de Commissie ter hand genomen in 1898, het werd in 1928 voltooid toen 3500 punten waren bepaald. In de bekende uitgaven van de Rijkscommissie werden zowel de resultaten van de primaire driehoeksmeting en van de astronomische waarnemingen, als de uitkomsten van de secondaire metingen ge publiceerd. Men beschouwde nu het werk als voltooid, maar daar wel gebleken was dat de torens aan belangrijke veranderingen on derhevig kunnen zijn, zodat regelmatige controle en hier en daar 38

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1950 | | pagina 37