60 en dan begint het baantjes vliegen door het luchtkaarteringsvlieg- tuig. Als alle kruizen zijn uitgelegd, heeft de topograaf het eerste gedeelte van zijn taak bij het onderzoek verricht. Dan volgt de keu ring van de luchtfoto's, samen met de geoloog, op kwaliteit en over lapping. Goed contact met weerberichtenstations in het gebied dient te worden onderhouden om de weinige uren die voor fotogra feren beschikbaar zijn goed te gebruiken. De geoloog valt aan op de afdrukken en haalt er allerlei interes sante gegevens uit, die in kaart moeten worden gebracht. De topo graaf zorgt voor de basis voor deze kaarten door een luchttriangu- latie uit te voeren met behulp van de gleufmallenmethode. Al spoedig kan de geoloog het niet langer op het kantoor uithou den, hij moet naar het gebied toe om door eigen waarneming te aan schouwen en aan te vullen wat de luchtcamera hem heeft verteld. De geophysici zijn ook klaar om uit te zwermen over het gebied en dan wordt het druk in het oerbos. Allen zijn gewapend met de kaarten die uit de luchtopnamen zijn gemaakt; voor sommige gedeelten is er nog gelegenheid geweest in Delft volledige topografische kaarten te maken. De topograaf zorgt voor het terrestrische detailmeetwerk, veelhoe ken moeten worden gemeten, lijnen uitgezet voor de seismische groe pen, waterpassingen moeten worden verricht voor de gravimetrische groepen. De voorziening met levensmiddelen voor de meetgroep gaat wat eenvoudiger, nu er meer basiskampen zijn, maar het blijft toch oppassen om in het bos, waar weinig eetbaars te halen is, niet zonder

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1950 | | pagina 59