62 na bestudering van hetgeen door de wetten des lands hierover wordt voorgeschreven. De boring heeft succes en de olie wordt geproduceerd. Tankpla- teau's worden ontworpen en afgegraven. Er komen meer boringen, die moeten worden uitgezet en door wegen met de eerste weg naar de steiger worden verbonden. De topograaf zorgt voor een voldoend uitgebreid net van meetpunten om steeds op tijd de boringen te kunnen uitzetten en projecteert en bouwt wegen. Hij maakt topografische kaarten op grote schaal om de emplacementen voor woningen, gebouwen, voor magazijnen, electriciteitsvoorziening en alles wat bij een boorbedrijf behoort, uit te zetten. Het boorter- rein wordt een grote nederzetting. De topograaf zet erfpachtspercelen uit naar de wetten des lands en regelt met de autoriteiten de schadevergoeding, die aan inheemsen voor gewassen op hun akker tjes moet worden betaald, akkertjes die ze soms gauw hebben aan gelegd, toen ze de lucht kregen van de bedrijvigheid op het boor- terrein. De productie neemt toe. Andere boorterreinen ontstaan. De pro ducten moeten worden verwerkt en verscheept. Op een geschikte plaats moeten fabrieken worden gebouwd. De topograaf zorgt, dat de nodige kaarten om de plannen te ontwerpen op tijd gereed zijn. Hij zet de ontworpen fabrieken uit, heeft de nodige hydrografische opnamen verricht voor de bouw van steigers. Van de boorterreinen naar de hoofdplaats moeten door de topograaf pijpleidingen worden uitgezet en wegen worden ontworpen. Bij sommige boorterreinen moet hij een vliegveld ontwerpen en bouwen. De boorterreinen moe ten voor de vervaardiging van goede overzichtskaarten onderling worden verbonden met veelhoeken of triangulaties. De afwisseling in het werk neemt steeds toe, van eenvoudige veelhoeken tot trian gulaties van de eerste orde, van korte wegen op boorterreinen tot tientallen kilometers lange verbindingswegen. Electronische meet methoden hebben hun intrede gedaan en de topograaf moet ook de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1950 | | pagina 61