'Teest
7
Zoals de wandelaar bij het voorbijkomen van een mijlpaal zich er
rekenschap van geeft hoeveel hij reeds gelopen heeft sedert het be
gin van zijn tocht en wat hem nog wacht voor hij aan zijn reisdoel
is aangekomen, gaan de gedachten bij een lustrum, evenals trouwens
bij vele gedenkdagen, enerzijds naar het verleden, anderzijds naar
de toekomst, omdat wij het gevoel hebben, dat op zo'n dag verleden
en toekomst elkaar ontmoeten.
„Snellius", nog een jonge verschijning in de rij van de Delftse
studieverenigingen, en tegelijk een piepjonge loot aan de oeroude
stam van de landmeetkunde, viert zijn lustrum. Het is deze frisse
loot, die onze belangstelling thans behoort te hebben, maar begrij
pelijk is het, dat ook de oude stam, waaraan de loot is ontsproten,
een deel van onze gedachten opeist. Speciaal geldt dit voor de oude
ren, die de ontwikkeling van de landmeetkunde in ons land, zoals
die zich in een luttel aantal decenniën heeft voltrokken, hebben
meegemaakt.
Dit vak, aan het begin van deze eeuw in zijn algemeen aspect
nauwelijks meer dan een handwerk, verstard als het was in de pri
mitieve beoefeningsvorm van eeuwen terug, achtergebleven bij de
onstuimige ontwikkeling van wetenschap en techniek op andere en
zelfs nauw verwante gebieden, thans tot nieuwe bloei gekomen, een
eigen eervolle plaats innemend in de rij der toegepaste wetenschap
pen en daar erkend en gewaardeerd.