Werkzaamheden en mogelijkheden voor de
Geodetisch Ingenieur bij de
Mijnmeetkundige Dienst
77
door Profdr G. JA. Grond
Chef van de Mijnmeetkundige Afdeling Staatsmijnen in Limburg
Een probleem waarmee de mijnmeter bij zijn bovengronds werk zeer
veel te maken heeft is de bodem-beweging ten gevolge van de onder
grondse ontginningen.
Als de mijnwerkers, zoals in feite gebeurt, grotere oppervlakten van
een laag ontkolen (men diene zich deze laagvlakken te denken lood
recht op het tekenvlak in figuur 1), zullen punten aan de aard
oppervlakte niet alleen zakken maar ook horizontale verschuivingen
ondergaan.
Hier is niet de plaats om een beschrijving van de beweging te ge
ven. Een uitgebreide literatuurlijst zal men o.a. vinden achter een
thans lopende artikelen-reeks over dit onderwerp in „The Iron and
Coal Trades Revue, London 1950". Bij het nalezen van de titels der
werken en opstellen zal het duidelijk worden dat de beweging niet
slechts aan de aard-oppervlakte bestudeerd wordt, maar ook in de
ondergrondse werken.
Bovengronds is het de bedoeling, niet alleen om de beweging waar
te nemen met het oog op de vaststelling van de verantwoordelijk
heid voor bepaalde beschadigingen, maar meer nog om te leren of
en hoe een prognose van de in de toekomst te verwachten beweging
gemaakt kan worden en om te trachten de met name voor gebouwen
meest schadelijke horizontale beweging zoveel mogelijk uit te scha
kelen door een z.g. harmonische ontginning. Hierbij tracht men