MET AKELIG VEEL LAWAAI slaagt de wekker er tenslotte in me te overtuigen van de harde waarheid, dat ik om half negen college heb. Het minder mooie van dit college is tevens nog dit, dat het voor belangrijk doorgaat, met alle gevolgen van dien. Hoe dan ook, het blijkt kwart over acht te zijn, als ik de moed heb opgebracht, het bed te verlaten. Dan gaat het verder vrij vlot, al zeg ik het zelf. Dat de druk der omstandigheden hieraan niet vreemd is, zal een ieder duidelijk zijn. Zonder verder oponthoud wat gevormd zou kunnen worden door spoorbomen, een verkeersagent en een brug bereik ik dan het gebouw, wat officieel aangeduid wordt als Laboratorium voor Geodesie. Fiets neerzetten wel een mooi woord overigens voor hetgeen in feite gebeurd is het werk van een ogenblik. Tot mijn voldoening constateer ik, dat zelfs de docent nog niet in de bewuste zaal aanwezig is, wanneer ik binnenstorm iets te grof uitgedrukt. Een aantal hoofden draaien zich even in de richting van de nieuw aangekomene met hun nog kleine oogjes, mompelen iets of niets, om daarna weer verder te gaan met hun gesprek over dingen, die wel zeer nauw verband houden meestal met het weer, het studievak in kwestie en dergelijke. De docent treedt binnen. Voor hem is het te hopen, dat hij een aardig vak doceert, want dit is een maatstaf, die bepaalt, in hoe verre hij sympathiek gevonden wordt, althans voor het bewuste col lege. Dat er nog andere factoren een woordje meespreken, maakt, dat de voorgaande zin niet geheel volledig is. De methode van les geven bijvoorbeeld kan ook een taai vak aardig maken. Helaas moet ter wille van de volledigheid vermeld worden, dat ook het omge keerde mogelijk is. Traag kruipt het uur voorbij. Sommige luidjes snappen er blijk baar niet zo erg veel meer van; gelukkig voor hen stoort de tijd zich niet aan het al of niet belangrijk zijn van de stof al lijkt hij dit af en toe wel te doen en een nauwlettend waarnemer kan ons dan 97

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1950 | | pagina 95