beslag dan de eigenlijke metingen, en een goede organisatie loont,
zoals overal, de moeite.
De verzekering van punten levert meestal weinig moeilijkheden:
met boor en hamer wordt een gat in de rots geboord, en daar wordt
een gegalvaniseerd ijzeren buisje, 10 cm. lang, onwrikbaar in vast-
geslagen. Onder in het signaal is een gat geboord dat om het buisje
past; het signaal wordt met ijzerdraad aan stenen of uitsteeksels
verankerd. Op eenvoudige wijze is zo een goede centrering ge
waarborgd.
Zo spoedig mogelijk wordt met observeren begonnen. Goede
assistenten zijn ook hier veel waard: men kan hen zelfstandig weg
sturen om op gewenste plaatsen signalen neer te zetten, terwijl men
zelf al op weg gaat naar het station, vanwaaruit men op die sig
nalen moet richten.
Bij het waarnemen wordt meestal richtingsmeting toegepast. Ook
de verticale hoeken worden gemeten aan waterpassing in hoog
gebergte valt nauwelijks te denken, en de hoogten der punten zijn
onontbeerlijk. De middelbare fout in een trigonometrisch hoogte
verschil is bij dit soort metingen 5 a 10 cm., en dat is voldoende
nauwkeurig voor 't meeste werk. Soms is het mogelijk een hoogte
net aan een nauwkeurig bekende hoogte aan te sluiten, maar dit is
niet essentieel, zeker niet in de eerste fasen van de meting.
Naast de triangulatie zijn er de detailkaarten. Voor elk kunst
werk en elke tunnelingang moet er een kaart opgenomen worden,
o.a. om de ontwerpers in staat te stellen de gunstigste plaats te kie
zen. Vele van die kaarten vertonen alleen hoogtelijnen en water
lopen, zo nodig met een aanduiding van grote rotsblokken of plaat
sen waar naakte rots aan de oppervlakte komt dat zijn vaak de
enige „terreinvoorwerpen".
In de dalen moeten natuurlijk ook huizen, wegen, grenzen enz.
vastgelegd worden.
De meren en waterlopen krijgen speciale aandacht. Een reservoir
krijgt een aftap tunnel die ver onder de waterspiegel begint, om
ook hij lage waterstand te kunnen tappen. Waar de tunnel in het
117