Heeft het terrein dus geen invloed op de principes die men in het
oog moet houden, des te meer drukt het zijn stempel op dat wat niet
direct meten genoemd kan worden, maar er onverbrekelijk mee ver
bonden is: het zich verplaatsen. Een auto is voor efficiënt werk na
tuurlijk haast onmisbaar, maar als het „to the point" komt moet men
altijd „aan zijn hakken trekken". Hier en daar zijn er paden van de
bevolking (men zou heter kunnen spreken van begaanbare routes)
en die zal men vanzelfsprekend zoveel mogelijk volgen. Voor zwaar
transport, van voedsel b.v., is soms een pakpaard nodig, maar in de
regel draagt ieder z'n deel in een grote rugzak de rugzak is haast
een nationale instelling hier. Wanneer men uit meten gaat, draagt
de ene man 't instrument, de ander 't statief, terwijl op lange toch
ten een derde meegaat voor de zwaarste kleren en 't voedsel. Verder
moeten vaak signalen en ijzerdraad meegenomen worden, een bijl,
een boor enz.
De eerste dagen neemt men de gemakkelijkste punten om wat in
vorm te komen als de spieren en longen wat gewend zijn kunnen
de moeilijke tochten ondernomen worden, waarbij vooral op 't weer
en zo mogelijk de weerberichten gelet moet worden. Komt er lage
bewolking of mist als men met veel moeite 'n top beklommen heeft,
dan moet men onverrichter zake terug om het later nog eens te pro
beren.
„Hoe heb ik toch ooit dit vak kunnen kiezen" is dan het thema
van gesprek op de terugtocht, maar 't is verrassend hoe gauw die
spijt over de beroepskeuze altijd weer verdwijnt.
Wat het klimaat betreft, ieder weet dat het kouder en ruwer is
dan dat van Nederland. Maar 't valt mee wat men 's winters nog kan
doen hier. Over 't algemeen is er hier minder wind en vocht dan in
ons land, zodat er bij strenge vorst nog gemeten kan worden. Zolang
de sneeuw de terreinvormen niet te zeer verdoezelt, kan er dus best
getachymetreerd worden, en hoekmeten bij tien graden vorst in stil
weer is verre te verkiezen boven dezelfde werkzaamheid op een win
derige bergtop in de zomer, als men nat bezweet van 't klimmen is.
Er is wel eens iemand met zijn duimen aan de stelschroeven van 't
121