op het Midden Oosten. Dit gebied leek zo veelbelovend, dat de
K.L.M. besloot mij in Bagdad te detacheren*
Na verloop van ruim een jaar bleek deze detachering geen full
time-job met zich mee te brengen, terwijl het direct rendement ver
reweg onevenredig was met de kosten, waarin de K.L.M. aanleiding
vond mij voortijdig pensioen aan te bieden, dat ik na drie en twintig
jaar zwerven met graagte aanvaardde. Maar toch was de cyclus nog
niet rond; als ambtenaar ben ik begonnen en als ambtenaar ben ik
thans bezig om aan mijn emeritaat toe te komen. Ik kreeg namelijk
van een bevriende relatie de tip, dat Suriname iemand zocht voor
de tijdelijke leiding van het Centraal Bureau Luchtkaartering, en
aangezien ik in andere functie aan de wieg van dit instituut had
gestaan, lokte die mogelijkheid mij wel aan; toevallig kwam ik in de
buurt en ging persoonlijk solliciteren, wat uiteindelijk uitgelopen is
op mijn uitzending voor één jaar als Hoofd C.B.L.
Op het ogenblik dat ik deze regels schrijf, is mijn opvolger reeds
scheep gegaan en loopt mijn landmeetkundige loopbaan ten einde.
En als ik thans de balans van die loopbaan opmaak, dan blijven er
maar weinig regrets over, hoewel ik nooit een fotogrammeter ben
geworden en ook geen landmeter meer ben. Daarvoor heb ik te lang
aan de buitenkant van het vak geleefd en miste te veel het contact
met de wetenschappelijke ontwikkeling.
Paramaribo, Mei 1955.
146