London; Minne valt van de trap:
Pensionhoudster vraagt angstig: „Did you hurt yourself?"
Minne: „No, I verrekte my leg".
Op Gerrit:
„Tijdens zijn spreken prikt hij je telkens met z'n vinger".
Op iedereen en niemand:
In de betovering van het Geodesiegebouw.
Op Jean R.:
„Ik ben maar een grensgeval"
Boes op Terschelling
„Ik verkoos de greppel".
Gezang in de Nieuwe Prins:
Kunst is iets dat daar begint, waar het kunnen van de
meesten ophoudt.
Op de lange weekenden van de verloofde studenten:
De min eischt niemant half, maer den geheelen mensch.
(Joost van den Vondel)
T ussenvarium
My life is little
Only a cup of water
But pure and limpid.
(A. 0. Weber)
190