't Hoff 9) vinden we belangrijke passages, gewijd aan de functie van
de landmeters in de 16e eeuw. Dieperink geeft in zijn rectorale rede
te Wageningen in 1928 een overzicht van de techniek van het land
meten in de 16e en 17e eeuw 10
Studies van ir B. de Boer, ir Rothuizen, ir Th. W. Harmsen e.a. be
lichten de figuren die in vroeger eeuwen stad of landstreek in kaart
hebben gebracht. Uit deze en andere bronnen zien wij de maatschap
pelijke positie van de landmeter in de 16e en 17e eeuw naar voren
komen. De groten onder hen waren personages van gewicht: Jacob
van Deventer: sedert 1543 koninklijk geograaf van Philip II.
Géén kamergeleerde, doch een actief landmeter, gaande van plaats
tot plaats en aldus geheel Nederland met alle steden in kaart bren
gende.
Christiaan Sgrooten, uit Calcar naar Amsterdam ontboden, met alle
respect door de stad ontvangen, (ook hij was sedert 1557 koninklijk
geograaf) levert Amsterdam een ontwerp voor de uitbreiding van de
vestingwallen. Voor zijn advies, dat vergezeld ging van een kaart,
ontving hij 214 gulden en 13 stuivers. Z'n bediende, alias meetarbei-
der, ontving ,„drie goude croenen met twee princen daelers tot
een gratuiteyt". Een andere grote figuur uit de 16e eeuw was Joost
Jansz. uit Amsterdam. „Beeldsnijder, Architect, Lantmeter en Ho
roio giënni aker" zoals hij later door Nicolaas Witsen is genoemd, wo
nende in het huis „de Lantmeter", in de Kalverstraat. Deze Joost
Jansz. heeft een zeer belangrijk aandeel gehad in de meetkundige
9) „Geschiedenis dr kartografie van Nederland", p. 17 e.v.
10) ir J. W. Dieperink: „De techniek van het landmeten in een tweetal tijdperken
der geschiedenis".
53