Doch ook van schoolmeesters, notarissen, ontvangers. Dit diene
als bewijs van het verschillende intellectuele niveau van de gediplo
meerde landmeter uit de eerste helft van de 17e eeuw. De Leidse
Universiteit is reeds in 1630 gestopt met 't examineren van land
meters. Elders in ons land (bijv. Franeker) is men lange tijd daar
mee doorgegaan. Naast Franeker bestond er nog een opleiding aan
de school van de Fundatie van de Vrouwe van Renswoude te Utrecht.
Het is wel aardig om hier te vermelden dat in deze laatstgenoemde
school reeds de schakel ligt met de opleiding van de landmeters van
het Nederlandse Kadaster. Enkelen van hen, wier namen voorkomen
op de metingsstukken uit het begin van de 19e eeuw komen voor in
de lijsten van leerlingen aan deze stichting13).
In de 17e eeuw, in de omgeving van de universiteiten, wordt ook
voor het eerst een duidelijke scheiding ontwaard tussen de land
meter qua professie en de ingenieur, die o.a. het landmeten diende
te beheersen. Raadpleging van de vele metingsstukken en kaarten in
onze archieven bevestigen deze opvatting. Het blijkt dat de „eigen-
doinslandmeter", de specialist op het gebied van grens- en grootte
kwesties, zich definitief heeft afgesplitst van de vestingbouwer-stede
bouwer-ingenieur. Bij deze afsplitsing is de ingenieurstitel naar de
andere partij overgegaan. Gedurende de volgende 18e en 19e eeuw
was de titel „landmeter" voor iedereen te grijpen: dorpstimmerlie-
13) P. S. Teeling: „O-ud-Ncderlandse landmeters". Jaargang 1950 T.A.K., p. 11.
57