den verdrongen zich om deze titel: de bijverdienste in ons intensief bewerkte en bewoonde landje viel niet te versmaden! Zoals men thans wel een exemplaar van een reeds lang uitgestorven gewaande diersoort ontdekt, zo heeft schrijver in het jaar 1949 waar schijnlijk nog een soortgenoot van de bovengeschetste groep land meters kunnen signaleren. Het was in een Zuid Limburgs plaatsje waar, aan een woning aan de dorpsstraat, een enkele vierkante deci meters grote emaille naamplaat prijkte die „N.N.-LAN DM ET ER" vermeldde. Voor zover aan schrijver bekend, heeft onze gouden eeuw geen blijvende beeltenis in olieverf, steen of metaal van de Nederlandse landmeter in actie opgeleverd. Hieruit kan afgeleid worden dat zijn status daartoe niet waardig genoeg beoordeeld werd. Terugblikkend naar de tijd van de Egyptische Dynastieën van 2000 v. Chr. zien wc de „koordspanners" in reliëf op de tempel- en grafwanden staan. Het verschil in waardering tussen de beroepsuitoefening in de twee bovenbedoelde tijdperken is duidelijk, doch hoeft, gezien de veertig eeuwen die er tussen liggen, ons niet te verontrusten. Wèl kan men de gevolgtrekking maken dat het in de 20e eeuw vóór Chr. het pries terschap was, waardoor de hoge status van de landmeters algemeen erkend werd en dat het in de 20e eeuw na Chr. de ingenieurstitel is, die de landmeter de hoogste status geeft die hij sedert eeuwen gehad heeft. Om ons nog even tot de 17e eeuw te bepalen, de periode die zo karakteristiek is geweest voor de verdere ontwikkeling van het landmetersberoepde opleiding was bepaald op de goede weg. We zullen zien dat ze later (ook in de 19e eeuw) véél minder was. In de tijd van deze serieuze opleiding aan de universiteiten speelden zich over de hoofden van de argeloze leerlingen heen, al de disputen af over wetenschappelijke onderwerpen, doch ook over het weten schappelijk peil van de landmetersopleiding. Bijv. de voor een pro fessoraat gepasseerde wiskundige Jan Jansz. Stampioen, (wonende te 's-Gravenhage) kon zijn teleurstelling niet verkroppen en gaf een uitweg aan zijn gekwetste ij delheid door de in Leiden studerende Zie „Ontmoeting". 58

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1955 | | pagina 60