leiding van de ingenieur en de technoloog wenselijk worden ge
acht (3).
De toen benoemde commissie komt in 1895 met haar verslag ge
reed (3). Zij bespreekt er o.a. in de opleiding tot landmeetkundig
ingenieur waarop reeds in „de Ingenieur" van 20 Mei 1893 de aan
dacht was gevestigd (4).
Aan verschillende bekende technici uit die tijd werden over de
wenselijkheid van deze opleiding vragen gesteld. Sommigen zijn er
voor; een andere verklaart: „Een diploma van landmeetkundig
ingenieur is af te keuren. Landmeters van het Kadaster en dergelijke
(ik cursiveer) zullen het beste werk leveren als zij volgens vaste
voorschriften altijd op dezelfde wijze arbeiden" (5).
Ook de commissie zelf is er tegen „omdat de landmeters in tegen
stelling tot wat in het buitenland wordt aangetroffen, slechts in
Staatsdienst een betrekking hebben. De Staat behoort dus voor te
gaan met het creëren der betrekking of, waar zij reeds bestaat, met
het vaststellen van de eisen van benoembaarheid" (6).
Dat de Staat toen voor zou gaan in het „creëren" der functie van
landmeetkundig ingenieur leek weinig waarschijnlijk. Immers in
1891 schrijft Hoffman: „de fiscus is wars van wetenschap" (7), al
verzacht hij zijn oordeel door er aan toe te voegen dat men haar dat
niet t,en kwade kan duiden. Overigens getuigt deze uitlating wel van
de felheid waarmee toen reeds ideeën werden gelanceerd.
Alles bleef dus „bij het oude", d.w.z. de adspirant landmeters
moesten zelf maar zien zich de nodige kennis te verschaffen voor
hun examen van landmeter. Een klein gedeelte van hen werd op
eigen verzoek door de dienstleiding in de gelegenheid gesteld enkele
colleges in Delft te volgen onder leiding van de grote Schols (1849-
1897). Dit alles was echter slechts incidenteel en het zal het blijven
tot 1919.
1901 is in de geschiedenis van de opleiding weer belangrijk. In dat
jaar propageert Hoffmann n.l. een opleiding tot geodeet-cultuur
technicus aan de Hogere Land- en Bosbouwschool (de tegenwoor
dige Landbouwhogeschool) te Wageningen (8). Hij laat hiermee het
denkbeeld los dat in 1891 werd gehuldigd en motiveert zijn keuze
66