tot de ontwikkeling van achtergebleven gebieden, dan kan ik daarop
niet veel in positieve zin antwoorden. Ik zou er dan echter op wil
len wijzen, dat de V.N. bepaald niet de enige mogelijkheid bieden
om zich te wijden aan dit werk. Ik verwacht dat een stijgend aantal
landen, nadat men eenmaal kennis genomen zal hebben van de grote
voordelen, die een goed geschoold geodetisch ingenieur biedt, zul
len trachten zich van de hulp en de diensten van deze mensen te
verzekeren. Het is dan echter nodig, dat ook in die delen van de
wereld de landmeetkunde zelve meer aanzien verwerft. Zolang men
in sommige dezer landen vrijwel ongeschoolde lieden met niet veel
meer dan een lagere school na een cursus van een half jaar met een
waterpasinstrument het veld instuurt, zal een geodetisch ingenieur
in de gewone landmeetkundige praktijk in zulk een land zich in
moeilijke omstandigheden bevinden. Hoogstens zou daar voor hem
in het geodetisch gedeelte emplooi zijn te vinden en een nuttige
werkkring voor hem opengesteld kunnen worden.
In zulke gevallen moeten jonge ingenieurs in dienst treden van
de regeringen van dergelijke landen. Uit een sociaal oogpunt zijn
hieraan echter moeilijkheden verbonden. Men krijgt meestal slechts
contracten voor een korte periode. Een jonge man, die vóór alle
dingen op zekerheid prijs stelt en op zijn 23ste jaar een betrekking
zoekt, waarin hij het perspectief van zijn pensioen op 65-jarige leef
tijd ziet gloren, zal het avontuur, dat in een dergelijke loopbaan in
het buitenland schuilt, vermoedelijk niet ambiëren. Wie een derge
lijke carrière begint weet, dat hij de keuze heeft tussen de poging
van het ene contract in het andere te stappen met de noodzaak zo
veel te verdienen, dat hij voor zijn oude dag kan zorgen, of na een
beperkt aantal jaren een beschermde positie in het vaderland te
krijgen, althans trachten te krijgen. Daarbij zal hij dan zeer vaak
tot zijn schade ontdekken, dat men hem de brede ervaring, die hij
elders heeft opgedaan, niet ten voordele aanrekent. Het tegendeel
is vaak juist: in zulke gevallen bestaat de neiging zo iemand, na
4-6 jaar in het buitenland te hebben gewerkt, weer onder aan de
hiërarchieke ladder te plaatsen en hem niet alleen met betrekking
tot zijn pensioenrechten, hetgeen nog te billijken is, maar ook in
93