liet aantal dienstjaren, in het dienstverband zelf achter te stellen
bij lieden, die de veilige en zekere weg hebben gekozen.
Ik weet niet of deze redenering ook wel een opgeld gedaan heeft
in de landmeetkundige wereld. Ik weet wel, dat deze in de ambte
lijke sfeer van de ingenieurswereld niet abnormaal is en ik ken er
uit mijn periode van vóór de oorlog schrijnende en frappante geval
len van. Ik acht deze houding van ons ambtelijk corps niet in het be
lang van het land. Het is in het belang van onze nationale welvaart
indien men jonge mensen gedurende een aantal jaren de kans geeft
in het buitenland ervaring op te doen, en, hetgeen er vaak bijkomt,
een kleine financiële weerstandskas te verdienen, waarvoor het
ambtelijke leven in het eigen land nu niet zo overmatig veel moge
lijkheden biedt. Ik vind het ook van belang voor menig ambtelijk
corps, dat daarin een behoorlijk percentage mensen zit, die van de
wereld meer gezien hebben dan hun dagelijks kantoor. Dit geldt
naar twee kanten. In de eerste plaats doet men vaak een andere
ervaring op technisch gebied op. Nog belangrijker echter is, dat
men elders vaak gewerkt heeft onder zeer veel moeilijker omstan
digheden en dat men aan den lijve heeft ervaren, dat het leven in
ons goede vaderland bepaald nog zo slecht niet is. Dit besef, naast
het gevoel van de ruimte van deze wereld, die men meebrengt naar
huis, kan een blijvende invloed op iemands levenshouding hebben.
Daarom zou ik enerzijds een pleidooi willen houden aan het adres
van de jongelui om een werkkring in de achtergebleven gebieden
en onder de tropenzon, ook al zijn de omstandigheden vaak zwaar
94