en de - b.v. met behulp van een vliegtuig - getelde aantallen uitgestraal
de lanes. Het azimuthz^w/hY tussen de beide basislijnen is te berekenen
uit de zgn. „opposite readings"; zie fig. 4. Ter plaatse van G (zender af
gezet) observeert men het rode lanenummer; bij een andere plaats van
G zou een ander rood lanenummer worden waargenomen, zodat dit een
maatstaf is voor de bepaling van hoek y. Een tweede waarde voor y is te
berekenen uit het groene lanenummer ter plaatse van R. Het azimuth
van een van dé
worden.
In ieder geval moet de berekening van de kaartpatronen zodanig worden
opgezet, dat daarin dezelfde aantallen lanes voorkomen als geteld zijn in
de uitgestraalde patronen. Zou men in die berekening dan een foutieve
V aannemen (schatten), dan betekent dit slechts een schaalfout in de
kaartpatronen. Deze methode kan natuurlijk alleen een bevredigende
nauwkeurigheid leveren als V constant is, d.w.z. bij homogene grondcon-
dities over het gehele terrein.
Opm. Voor de Nieuw Guinea Decca chain was het noodzakelijk deze
methode toe te passen, aangezien geen enkele geodetische grond
slag aanwezig was; de geschatte nauwkeurigheid van afstanden in
Decca-patronen is 1 10 000. De methode werd ook gevolgd voor
de Nederlandse Decca Delta chains en de afstanden bleken bin
nen 1 130 000 te kloppen met die van de Rijksdriehoeksmeting.
De uit opposite readings afgeleide hoek y (fig. 4) verschilde
A (Monitor)
lil