ceerd, doordat de hoek AB gedurende de meetperiode verandert. Wel
zouden grote fouten insluipen bij tussentijdse grote koersveranderingen,
omdat de antenne S dan eerder (resp. later) op een walzender gericht
zou zijn dan overeenkomt met de telling, welke afhankelijk is van de hoek-
snelheid van S. Men komt hieraan tegemoet door gyrostabilisatie van de
scheepsantenne.
Bij de nieuwste (1959), gestabiliseerde, uitvoering varieerden de ver
schillen met gelijktijdig gemeten sextanthoeken en bij een vaarsnelheid
van 7 zeemijl/uur tussen +5' en —17' (sexag.), gemiddeld —6'. Bij een
vaart van 11 zeemijl tussen +12' en —36' met een gemiddelde van —6'.
Ten anker liggende tussen 1' en —20', gemiddelde —9'.
Uit de inwendige tegenspraken tussen 590 metingen (ten anker liggende)
volgde een standaarddeviatie van ongeveer 2'. Er sluipen dus blijkbaar
nogal wat systematische fouten in, welke men hoopt verder te kunnen
beperken.
Het bereik is uiteraard beperkt door de vrijwel rechtlijnige voortplanting
van 3 cm golven.
De zend- en ontvangstbanden dienen gekozen te worden buiten die welke
internationaal voor scheepsradar zijn aangewezen.
Het is een single user systeem.
10.11 HydrodistAard en omvang van de apparatuur zijn dezelfde als
die van de elders in dit lustrumboek beschreven tellurometer,
waarvan Hydrodist een voor hydrografisch werk bedoelde versie is.
Evenals de tellurometer, werkt Hydrodist op een 10 cm draaggolf. De
verschillende modulatiefrequenties ten dienste van wat in dit artikel
lane identification is genoemd, liggen in de buurt van 1,5 Mc/s (A^2000
m)Evenals bij andere systemen is de draaggolf uiteraard bepalend voor
de voortplantingseigenschappen.
Aan boord van een vaartuig wordt een dubbele Master opgesteld, waar
mede continu afstanden bepaald worden tot twee aan de kust opgestelde
Remotes, zodat cirkelvormige patronen verkregen worden. De afstand
indicators van de Master-ontvangers werken integrerend; van tijd tot
tijd wordt het „lanenummer" gecontroleerd door meting op de modulatie
frequentie (s).
De reflectoren zijn van het type als bij de tellurometer, d.w.z. hebben een
opening van 20°. Masters en Remotes moeten ongeveer op elkaar ge-
124