c. De uitzending van tijdseinen werd ook aangepast aan de nieuwe om standigheden. Men heeft nu stations zoals WWV (U.S.A.), die ge durende de gehele dag standaardfrequenties en secondesignalen uit zenden. In de naaste toekomst wil men meer gaan uitzenden op zeer lage frequenties, omdat de ontvangst daarvan beter is en daarbij minder onzekerheden bestaan omtrent de voortplantingssnelheid van het signaal. d. Er is ook naarstig gezocht naar verbeteringen van de oude observatie instrumenten. Het klassieke doorgangsinstrument, voorzien van een onpersoonlijke micrometer wordt nog steeds gebruikt. Genoemde micrometer bleek echter niet zo onpersoonlijk te zijn als de naam doet vermoeden en daarom werkt men thans ook met een foto- elektrische micrometer. Hierbij is het oog van de waarnemer ver vangen door een foto-elektrische cel. In de kijker bevindt zich een metalen plaatje voorzien van fijne spleten. Zodra het sterbeeld het midden van de spleet passeert, is er een maximum aan doorvallend licht. Het moment waarop een dergelijk maximum optreedt, wordt via de fotocel en de nodige versterkers op de chronograaf geregis treerd. Het doorgangsinstrument heeft van huis uit het nadeel dat het gevoelig is voor uitwendige invloeden. Zo kan het geringste stootje of een kleine temperatuurswisseling tijdens de meting afwijkingen in de meetresul taten veroorzaken die zich niet laten corrigeren. Daardoor hebben de meetresultaten altijd een ietwat grillig karakter, hetgeen des te sterker tot uiting komt met de huidige geperfectioneerde apparatuur voor tijd registratie. Ongeveer tien jaar geleden is het Prof. Danjon, directeur van het Obser- vatoire National te Parijs, gelukt een instrument te ontwerpen dat qua stabiliteit en kwaliteit het doorgangsinstrument verre overtreft. Hierbij is hij uitgegaan van het prisma-astrolabium van Claude en Driencourt, dat ruim vijftig jaar geleden tot ontwikkeling werd ge bracht. De meetmethode berust op het bepalen van het moment waarop een ster de hoogte van 60 graden boven de horizon bereikt. Dit oor spronkelijke prisma-astrolabium was echter gedoemd een instrument van de tweede orde te blijven, omdat door optische onvolmaaktheden de meetresultaten te sterk afhingen van de persoon van de waarnemer. 133

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1960 | | pagina 134