absoluut bekend was, zo nauwkeurig mogelijk verbonden werd, zodat
ook daar g bepaald was. Het land werd dan met waarnemingsreizen van
het nationale basispunt uit overdekt. Voor Nederland werd als basispunt
een kelder met betonnen vloer in het Koninklijk Nederlands Meteoro
logisch Instituut te De Bilt gekozen. Dit punt lag goed centraal en het
gebouw was op zand gefundeerd, zodat het niet aan storende grond
bewegingen onderhevig was. De waarnemingen op een willekeurig station
in Nederland duurden gewoonlijk drie dagen, zodat er meestal twee per
week gedurende een waarnemingsreis konden afgedaan worden.
Toen nog vóór de aanvang der waarnemingen en de keuze van De Bilt
als Nederlands basispunt de eerste waarnemingen met het slingertoestel
in het Geodetisch Instituut aan de Kanaalweg te Delft verricht werden,
was gebleken, dat de slingers door grondbewegingen, die zich op het
toestel overdroegen, sterk gestoord werden; een slinger, die stil hing,
kreeg na enkele minuten reeds een flinke amplitude. Proeven op een punt
in de weiden ver van wegen en kanaal gaven hetzelfde resultaat; er was
geen verschil te bemerken. Wel was het op dagen zonder wind beter dan
op stormachtige dagen. De conclusie moest zijn, dat de grondbewegingen
niet lokaal veroorzaakt werden, doch door de golfslag op de kusten; later
werd het waarschijnlijk, dat de storingsinvloed op de bodem der Noord
zee of de Atlantische Oceaan aangreep. De storende invloed was afwezig,
als men het toestel in een op zandgrond gefundeerd gebouw opstelde.
Dit leidde tot de keuze van het Nederlandse basispunt in het K.N.M.I.
te De Bilt.
Intussen was het duidelijk, dat hiermede nog niet het probleem was
opgelost, hoe dan waarnemingen in het gehele westen en noorden van ons
land moesten geschieden, waar geen zandfundering mogelijk was. De
oplossing van dit probleem werd gevonden door de waarnemingen uit te
voeren met twee gelijktijdig met gelijke amplitude en in tegengestelde fase
op hetzelfde toestel slingerende slingershet Stückrathtoestel gaf hiertoe
zonder meer de mogelijkheid. Het is gemakkelijk aan te tonen, dat door
grondbewegingen veroorzaakte storingen in de slingertijd voor beide
aldus slingerende slingers tegengesteld moeten zijn, zodat het gemiddelde
der beide slingertijden ongestoord is. Dit werd door de waarnemingen
volkomen bevestigd en aldus was de moeilijkheid opgelost. Om de waar
nemingsomstandigheden voor alle punten zoveel mogelijk gelijk te doen
zijn, werd dit waarnemingssysteem voor alle stations in Nederland, dus
138