Tot nu toe is alleen gesproken over de vormbepaling van de aarde door
middel van waarnemingen van de „echte" maan. De vormbepaling uit
waarnemingen van kunstmanen gaat op overeenkomstige maniervanuit
dezelfde standplaats fotografeert men op verschillende tijdstippen de
satelliet tegen een achtergrond van sterren. Dit levert de nodige gegevens
op om de geocentrische coördinaten van die standplaats te berekenen.
Doet men deze waarnemingen vanuit meerdere stations op aarde en
reduceert men de gevonden coördinaten weer tot zeeniveau dan ver
krijgt men een aantal punten van de geoïde, waarvan de vorm ver
volgens te bepalen is. Bij deze methode is verondersteld, dat de positie
yan de satelliet ten opzichte van het middelpunt van de aarde bekend
is op het moment van waarneming.
Ook het volgende is belangrijk voor de geodesie:
Fotografeert men vanuit twee of meerdere stations zo gelijktijdig
mogelijk dezelfde satelliet, dan levert dit de gegevens op om de
onderlinge afstand tussen die waarnemingsstations te berekenen.
Door een juiste keuze van de plaats der waarnemingsstations schept
men de mogelijkheid onderling slecht verbonden driehoeksnetten -
b.v. op verschillende continenten gelegen-beter met elkaar te gaan
verbinden. Behalve de vorm kan men dus ook de afmetingen van
de aarde uit satellietwaarnemingen bepalen.
De afplatting van de aarde aan de polen heeft invloed op het gedrag
van het baanvlak waarin de satelliet zich beweegt. Deze invloed is
te berekenen. Omgekeerd heeft men uit het gedrag van het baanvlak
(de zgn. precessie) een waarde kunnen bepalen voor de afplatting
van de aarde aan de polen.
Ongelijkmatige massaverdeling in het inwendige der aarde beïnvloedt
het gedrag van de satelliet eveneens. Omgekeerd kan men uit het
gedrag van de satelliet een inzicht verkrijgen omtrent die ongelijk
matige massaverdeling. Men is langs deze weg tot de conclusie ge
komen dat de aarde niet symmetrisch is t.o.v. de evenaar en enigszins
een peervorm heeft. Men kwam tot deze gevolgtrekking nadat de
invloeden, ontstaan door andere storingsbronnen, in rekening waren
gebracht.
Enige van die storingsbronnen zijn: de kleine, doch niet te verwaarlozen
luchtweerstand welke de satelliet ondervindt, de stralingsdruk van de
zon en de aantrekkingskracht die zon en maan op de satelliet uitoefenen.
146