toen Capeller vanuit verschillende standpunten het Pilatus bergmassief tekende teneinde uit deze benaderde centrale projecties een kaart te construeren. Het werd echter pas na de uitvinding der fotografie door Niépce en Daguerre mogelijk om een beeld van zulk een centrale projectie op meer exacte wijze vast te leggen. De eerste fotogrammetrische camera ontstond in 1859 dank zij Laussedat die daarmede feitelijk verantwoor delijk werd voor de geboorte van de fotogrammetrie. Deze nieuwe tech niek werd tot na de eerste wereldoorlog bijna uitsluitend bedreven in de vorm van terrestrische opneming en kaartering van plaatselijke stukken bergterrein. Weliswaar bouwden Messter, Bagley en Brock lucht camera's gedurende de eerste wereldoorlog, doch de veelzijdige toepas sing der luchtkaartering begon pas in de periode rond 1930, nadat de vliegtuigen meer geperfectioneerd waren en nadat (in 1933) Zeiss de eerste ,,wijdzicht" camera met Topogonlens gebouwd had. Behalve in Duitsland werden wijdzichtcamera's gebouwd in Rusland (met Russar- objectief), in Engeland door Williamson (met Ross Wide-angle survey lens), en in de U.S.A. door Fairchild (met Bausch and Lomb Metrogon- lens). Laatstgenoemde type camera heeft in de tweede wereldoorlog een grote rol gespeeld: tachtig procent van de informatie welke door de ge allieerden omtrent hun tegenstanders verkregen werd was afkomstig van de miljoenen foto's welke gedurende vier jaren met deze luchtcamera's waren genomen. Na de tweede wereldoorlog bleek het mogelijk om de kwaliteit der wijdzichtobjectieven aanmerkelijk te verbeteren; dit stelt echter zulke hoge eisen aan ontwerper en vervaardiger der optiek dat in de strijd om de suprematie thans slechts zijn overgebleven luchtcamera's der firma's Wild, Zeiss, Fairchild en Hilger-Watts. Tegelijkertijd heeft zich ook een stormachtige ontwikkeling voltrokken bij de voertuigen die in de luchtkaartering gebruikt zijn. Nadat in 1859 de eerste luchtfoto door Nadar (artiestennaam van Tournachon) ge maakt was vanuit een ballon boven Parijs, werd o.a. geëxperimenteerd met vliegers en postduiven als dragers der luchtcamera. De ontwikkeling der vliegtuigen gedurende de eerste wereldoorlog maakte het mogelijk om daarna grotere gebieden op systematische wijze op te nemen in de vorm van parallelle vliegstroken, waarin de opeenvolgende opnamen onderling ca. 60% overlapping vertonen. Gedurende lange tijd en ook nog heden worden de meeste kaarteringsopnemingen gemaakt vanuit 150

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Lustrumboek Snellius | 1960 | | pagina 151