verschillende stadia in het produktieproces verliest meer aan beteke
nis, naarmate de beeldenpaar-kaarteringsmachines relatief goedkoper
worden.
Een tweede ontwikkeling die schadelijk is voor de ontschrankingsmetho-
de, is de toename van het gebruik niet alleen van wijdzicht-camera's
maar op het ogenblik zelfs van super-wijdzicht-camera's. Hierdoor krijgt
de perspectivische beeldverschuiving bij reeds geringe hoogteverschillen
al gauw ontoelaatbare waarden.
Al deze overwegingen bij elkaar hebben ten gevolge, dat men zelfs bij
vlakke terreinen, waar de hoogtelijnen óf geen rol spelen óf alleen langs
terrestrische weg op economische wijze kunnen worden bepaald, toch
slechts in een zeer gering aantal gevallen de ontschrankingsmethode ziet
toegepast voor de constructie van topografische kaarten. In het bijzonder
de nieuwste vereenvoudigde oplossingen voor de beeldenpaar-instrumen-
ten voor topografische kaartering hebben dit zeer in de hand gewerkt.
Daartegenover staat, dat het er de schijn van heeft, dat de fotokaart als
zodanig een stijgende betekenis krijgt. De mogelijkheid deze fotokaarten
voor een vrij redelijke prijs in grotere aantallen te reproduceren zonder
belangrijk verlies van de kwaliteit, zou dit gebruik in de hand werken.
Men heeft de ontschrankingstoestellen voor precisiewerk reeds van ouds
ingericht voor twee verschillende methoden, nl. directe instelling van de
elementen van uitwendige oriëntering van ieder beeld in het apparaat
en daarnaast de mogelijkheid tot ontschranking door de projectie van
vier beeldpunten tot coïncidentie te brengen met hun gegeven positie op
het projectievlak. Tot heden is zonder twijfel laatstgenoemde methode
verreweg de meest gebruikte. Slechts in Finland, waar in 1927 de horizon
camera voor dit doel werd geconstrueerd, leidde men uit horizon-
beelden 9p- en co-waarden af, die werden gebruikt voor de berekening van
de instelgrootheden in het ontschrankingstoestel. De combinatie echter
van ontschranking met de bepaling van paspunten, hetzij met radiaal-
triangulatie of met slotted templet, leidde vanzelf tot de indirecte methode
van ontschranking. Het principiële verschil tussen deze methoden is,
dat men bij laatstgenoemde werkwijze bij het gebruik van 4 paspunten
5 vrijheidsgraden nodig heeft, d.w.z. dat men b.v. in een instrument als
de Zeiss SEG V zowel gebruik moet maken van de px- en ^-verschui
vingen van het negatief, alsook de automatische vluchtpuntsbesturing
buiten werking moet stellen.
163